Kangoeroes en Wallabies

Kangoeroes en Wallabies zijn buideldieren

Het zijn zoogdieren behorende tot de Marsupialia. Het grootste deel kangoeroe-achtigen in Nederland zijn de Bennett’s Wallabies. Deze zijn goed in gevangenschap te houden en kunnen tot 10 jaar worden. Zij leven in groepen en schuilen voornamelijk overdag om ’s nachts te grazen. De kangoeroe heeft goed ontwikkelde achterpoten met een sterk ontwikkelde 4e teen. De grote zware staart zorgt voor steun tijdens de rust.

Hoe meer ruimte de kangoeroes hebben hoe beter. Zorg voor een goede omheining met maasdraad. Een klein stalletje met stro voldoet als beschutting, eventueel verwarmd om vrieskou te vermijden en/of zieke dieren te verzorgen. De Bennett’s Wallabie kan goed lage temperaturen verdragen en zijn eerder warmtegevoelig. Dus zorg voor voldoende schaduw en water, ook op de weide. Indien er meerdere mannetjes zijn is er kans op vechten bij een te kleine huisvesting.

Bij transport van de dieren is een kist aanbevolen, net groot genoeg om rechtop te staan en waarbij de bodem gesloten en vlak is. Zorg voor voldoende luchttoevoer maar ook voor voldoende duisternis. Tijdens het vangen moet men opletten voor paniek bij de kangoeroes. Ze kunnen bij het vluchten snel in het gaas springen en zichzelf verwonden.

Goed voeren

Qua voeding kan men eenvoudigweg brokjes geven in combinatie met goed grashooi. Gras, wortels en witlof kan bijgevoerd worden. Ter preventie van ‘Lumpy Jaw’ (kaakontsteking) moeten er takken worden voorzien om op te kauwen.

Bij de bevruchting is de geur belangrijk. De mannelijke dieren ruiken aan de buidel en de genitaalopening van het vrouwtje waar na een korte achtervolging de dekking plaatsvindt. 24 uur voor de geboorte gaat de moeder de buidel schoonmaken. Dit wordt heviger tot de geboorte zelf, waarbij de kangoeroe in de geboortehouding zit. Het jong is onbehaard, blind en doof, de achterpoten onderontwikkeld. Via de vacht kruipt het jong naar de buidel (duurt 5-30 min) en zuigt zich vast aan de tepel. Hier blijft het jong permanent en ondergaat verder de embryonale ontwikkeling (deel 1). Na de ontwikkeling komt het jong naar buiten en zal af en toe terugkeren om te drinken (deel 2). De duur van deze ontwikkelingen is afhankelijk van type kangoeroe.

Bij de Bennett’s wallabie geldt het volgende:

  • leeftijd geslachtsrijp: man 19 maanden, vrouw 14 maanden
  • oestruslengte: 33-34 dagen
  • dracht: 30 dagen
  • lactatieduur in buidel: 285 dagen
  • totale lactatieduur: >14 maanden

De meest voorkomende aandoeningen bij kangoeroes

Ondervoeding en glucosetekort
Niet door onvoldoende voederen maar door een verkeerd dieet. Voornamelijk tussen de maand september en april bevat het gras onvoldoende voedingsstoffen. Bijvoederen met hooi, geplette haver, wortels en bieten is dan nodig. In een latere fase kan suikertekort optreden. Ook bij zieke dieren en onder koude omstandigheden kan de bloedsuikerspiegel te laag zijn. Ze gaan liggen, rillen, sloom worden en uiteindelijk sterven. Plaats de dieren in een warme omgeving (binnen met infraroodlamp) en bel de dierenarts.

Stress-syndroom
Kangoeroes verkeren snel in paniek. Voornamelijk bij het vangen kan er snel stress optreden. De uitputtingsfase (na de onrust en het vluchten) heeft verschillende symptomen als gevolg. Namelijk stressmyopathie (lactaatvorming en krampen), shock, hyperthermie (oververhitting), ademhalingsproblemen, trauma en infecties ten gevolge van een verminderde weerstand.

Diarree
Diarree ten gevolge van stress en/of Lumpy Jaw is geen uitzondering. Spijsverteringsstoornissen door dysbacteriose (verstoring normale darmflora) is hiervan de oorzaak. Andere mogelijke oorzaken zijn coccidiose, maagdarmwormen, bacteriële infecties, verkeerde voeding en intoxicaties. Vermijd daarom overbevolking, stress, voedingsfouten en zorg voor een degelijke hygiëne. Bij jongeren handmatige opfok kan lactose-intolerantie optreden door het geven van koemelk.

Ademhalingsaandoeningen
Longontsteking heeft veel oorzaken. Verschillende bacteriële en virale verwekkers (soms in combinatie met Lumpy Jaw) zijn de onderliggende oorzaak. Hoesten, niezen en neusuitvloeiing samen met verhoogde temperatuur zijn de voornaamste symptomen. In enkele gevallen treed sterfte op zonder symptomen.

Lumpy Jaw
Een veel voorkomende oorzaak van verzwakking en sterfte bij Bennett’s. Lumpy Jaw of kaakonsteking heeft veel oorzakelijke factoren. nl. kaakverschuivingen, tandverlies, caries, overbevolking, vit A tekort, trauma e.a. Typisch zijn de zwellingen in de bek, kaak en wang met abcesvorming en kaakbeenonsteking tot gevolg. Infecties door bacteriën zoals Fusobacterium necrophorum en Bacteroides spp. dragen bij aan de aandoening.

Kale plek paard

Niet elke kale plek is een schimmelinfectie!

De huid is het grootste orgaan van het lichaam en heeft talrijke functies. Hij vormt een barrière tegen het binnendringen van pathogene (ziekteverwekkende) kiemen. De huid heeft echter ook een eigen bacteriële microflora die onder meer van belang is om het binnendringen door pathogene micro-organismen tegen te gaan. Door verweking van de huid (wassen, frictie van de huidplooien, lokale behandelingen en verhoogde luchtvochtigheid) en trauma (schrammen, schuurplekken, insectenbeten) slaan infecties gemakkelijker aan.

Wat is de oorzaak?

Huidaandoeningen hebben als groot voordeel dat ze zichtbaar zijn en dat de huid gemakkelijk toegankelijk is voor het nemen van monsters. Het nadeel is dat veel huidaandoeningen erg op elkaar kunnen lijken. Met combinatie van signalement, voorgeschiedenis en onderzoek moet de dierenarts bepalen of het paard te maken heeft met schimmels en gisten of virale, bacteriële, parasitaire, neoplastische (tumoreuse), allergische of immuungemedieerde huidaandoeningen, problemen met de pigmentatie, keratinisatie (verhoorning), aangeboren huidproblemen of dat de huidaandoeningen het gevolg zijn van omgevingsfactoren.

Diagnose huidaandoening

De diagnose kan soms bepaald worden op basis van het klinisch beeld.  Als dit niet gaat, dan is er aanvullend onderzoek nodig (huidafkrabsel, trichogram (microscopisch onderzoek van haren), de plakbandmethode, cytologisch (cel)onderzoek, onderzoek op huidschimmels, onderzoek op allergieën, bacteriologisch onderzoek en biopten).

Met een goede diagnose kan de dierenarts dan beslissen wat het juiste therapieplan voor het paard is. Let op! Sommige huidaandoeningen bij het paard zijn overdraagbaar naar de mens.

Bacteriële huidaandoening, behandelbaar met ontsmettingsmiddel, antibioticum
Bacteriële huidaandoening, behandelbaar met ontsmettingsmiddel, antibioticum
Allergische huidaandoening, behandelbaar met corticosteroïden
Allergische huidaandoening, behandelbaar met corticosteroïden
Schimmelinfectie, behandelbaar met antimycoticum (anti-schimmelmiddel
Schimmelinfectie, behandelbaar met antimycoticum (anti-schimmelmiddel
Virale infectie/tumor, behandelbaar met  Dermequin creme, cryotherapie, operatief, Cisplatine, BCG
Virale infectie/tumor, behandelbaar met Dermequin creme, cryotherapie, operatief, Cisplatine, BCG
Parasitaire infectie, behandelbaar met antiparasiticum
Parasitaire infectie, behandelbaar met antiparasiticum

Vragen?

U kunt ons bellen op tel. 077-398 21 69 of emailen naar dierenarts@daphorst.com.

Maarten van Dijck, dierenarts paard

Drs. Marijn Buijtendorp, dierenarts paard

Zandkoliek paard

Wanneer paarden weinig gras hebben en zand eten, dan kan zandkoliek optreden.

Zand, zand, zand

Zand op je boterham, zand in je paard!? Ja echt! Wij als paardenartsen van DAP Horst hebben de afgelopen tijd (herfst) veel paarden gediagnostiseerd met koliek ten gevolge van de opname van grote hoeveelheden zand. In onderstaande tekst wordt ingegaan op de risicofactoren voor een verhoogde opname van zand, de verschijnselen van zandkoliek, de diagnostische mogelijkheden en de therapie dan wel het preventieve management.

Risicofactoren zandkoliek

Het type grond waarop een paard staat, vormt op zich ook geen risico. Wanneer paarden op een kale grond lopen is er geen verhoogd risico op opname van zand, echter wanneer er weinig gras (1-5cm lang) in een paddock staat, bestaat er een hoger risico op zandopname. Wanneer van de grond gevoerd wordt op een paddock zonder gras of met weinig gras, geeft dit een verhoogd risico. Paarden die op kleigrond staan, lopen het minste risico om zand op te nemen. Om zandopname te beperken kan er beter niet van de grond worden gevoerd, mits er lang gras op de weide staat.

Verschijnselen van zandkoliek

Er zijn vele redenen waardoor een paard koliek kan vertonen. Zandophoping in de dikke darm is daar één van. Van paarden die zand opnemen wordt gezegd dat zij in staat zijn 80% van de opgenomen hoeveelheid zand zelf uit te scheiden. De overige 20% blijft in de darm achter, kan ophopen en kan op den duur een impactie (verstopping) veroorzaken. Wanneer grote hoeveelheden zand ophopen, kan dit leiden tot ongemak bij het paard. Het paard zal milde tot ernstige koliekverschijnselen gaan vertonen, oogt soms dof, verliest gewicht en presteert minder dan anders. Zand schuurt de maag, maar ook de darmwand! Door beweging van zand langs de darmmucosa (darmwand) ontstaat schade, ten gevolge waarvan de darmwand minder goed in staat zal zijn voedingsstoffen en water op te nemen. Hier ten gevolge van kan intermitterende (af en aan) diarree optreden. 

Hoe weet ik dat het zandkoliek is?

Om te bevestigen dat zand de oorzaak is van koliek bij een paard moeten eerst een heleboel andere oorzaken worden uitgesloten. Deels kan dit met het algemene en aanvullende onderzoek dat wij doen, wanneer we bij een paard met koliek komen. Om een vermoeden te krijgen of zand mogelijk een rol speelt (om een waarschijnlijkheidsdiagnose te stellen) kan de sedimentatie(handschoen)test gedaan worden, kan er een echo van de darmen worden gemaakt en/of kunnen er röntgenfoto’s van de buik van de patiënt worden gemaakt. De in de praktijk meest geëigende methode is het nemen van een mestmonster om daar vervolgens water bij te doen en te wachten tot eventueel zand in de mest is uitgezakt naar de vingers van de handschoen. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat zand intermitterend wordt uitgescheiden.  

Therapie

Wanneer een paard wordt aangeboden, waarbij wij de waarschijnlijkheidsdiagnose zandkoliek stellen, zullen wij als dierenarts er in eerste instantie alles aan doen om het uw paard zo comfortabel mogelijk te maken. Daarna is het management aan u! Het bijvoeren van psylliumzaden (vlozaad) heefthierbij een significant effect op de evacuatie van zand uit de darmen. Psyllium ondersteunt en stimuleert de darmmotoriek, daar waar de paraffineolie alleen bescherming van de darmwand biedt. Onderzoek heeft uitgewezen dat paarden die niet met psyllium en/of paraffineolie waren behandeld een zes keer kleinere kans hadden om te overleven.

Hoe voorkom ik zandkoliek bij mijn paard?

– Zorg dat een paard kan voldoen aan zijn of haar ruwvoerbehoefte. De ruwvoerbehoefte van een paard (in kilo’s droge stof) komt neer op 1% van het lichaamsgewicht. Aangezien gras, hooi, kuilvoer en alle andere (ruw)voeders ook voor een deel uit water bestaan, heeft een volwassen paard (600kg) ongeveer 7.5kg hooi, 9kg kuilgras of 35kg gras per dag nodig. Als vuistregel kan worden aangehouden dat een paard in de wei 0.16kg droge stof/uur/100kg lichaamsgewicht kan opnemen, wanneer het gras hoger is dan 5cm. Een volwassen paard moet op een volle weide dus ongeveer 6.5 uur grazen om aan de ruwvoerbehoefte te voldoen.

– Wanneer een paard op een schrale weide staat, is het beter het paard op de weide bij te voeren met ruwvoer dan op stal. Gedurende de lange periodes die een paard op de weide staat, zonder extra ruwvoer, zal het proberen te voldoen aan de ruwvoerbehoefte, waarvoor korte sprietjes gras uit de grond worden getrokken, waarbij ook wortels met zand worden opgenomen. 

– Om te voorkomen dat een weide verschraalt, waardoor de kans op zandopname toeneemt, kan strip grazing worden toegepast, waarbij iedere dag een klein stukje weide extra aan de paarden beschikbaar wordt gesteld. Door aan de andere kant een stukje kaalgegraasde weide af te zetten, krijgt het grasland hier de kans zich weer te herstellen.

– Voer niet van de grond! Om te voorkomen dat paarden te veel zand opnemen, wanneer zij krijgen bijgevoerd, dient het ruwvoer te worden aangeboden in een ton, ruif of hooinet. Door onder het hooi rubber matten te leggen, wordt voorkomen dat gemorst ruwvoer alsnog vol met zand komt te zitten.

– Hooipartijen kunnen, doordat de maaimachine te diep is ingesteld en er veel grond wordt meegemaaid, ook aanzienlijke hoeveelheden stof en grond bevatten. Wanneer dit aan het hooi te zien is, kan het hooi kort (20 minuten) worden geweekt, waardoor het zand uitzakt.   

De dierenarts staat voor u klaar

Hopelijk voorkomen de eerdergenoemde preventieve maatregelen dat uw paard uiteindelijk last zal krijgen van zandkoliek. Heeft u het vermoeden dat uw paard last heeft van (zand)koliek? Twijfel dan nooit contact met ons of uw eigen dierenarts op te nemen. Wij staan u graag te woord en staan dag en nacht voor u en uw trouwe viervoeter klaar!

Vragen?

Heeft u vragen stel ze gerust: info@dierapotheker.nl