Hoge bloeddruk kat

Hoge bloeddruk = Hypertensie

Wat is het?

Vooral oudere katten hebben nog wel eens een verhoogde bloeddruk. Ruim 1 op de 5 katten met nierfalen en/of schildklierproblemen heeft tevens een verhoogde bloeddruk. Een andere oorzaak is bijvoorbeeld een bijniertumor.
Een hoge bloeddruk kan leiden tot ernstige problemen als blindheid, hersenbloeding, hartfalen en nierfalen. Gelukkig is een hoge bloeddruk vaak goed te behandelen, mits we er op tijd bij zijn.

Wat zijn de verschijnselen?

Vaak merkt u in het begin weinig tot niets aan uw kat. Soms is een kat wat rustiger of verstopt zich meer. Ook kunnen verschijnselen aanwezig zijn van de ziekte die de hoge bloeddruk veroorzaakt, zoals veel drinken en plassen. Door een hoge bloeddruk krijgen verschillende organen het flink te verduren, vooral de ogen, het hart, de hersenen en de nieren. Vaak lijken de problemen plotseling te ontstaan. Zo kan een kat van het ene op het andere moment blind worden, een bloeding in het oog krijgen of een hersenbloeding krijgen. Vaak gaat dit niet of niet helemaal over.

Hoe stellen we de diagnose?

Vaak laten katten het goed toe om de bloeddruk te meten. Dit gaat met een bandje om de staart of een voorpootje. Het is belangrijk dat de kat zo rustig mogelijk is, zodat we een betrouwbare waarde kunnen krijgen. We meten de bloeddruk meerdere malen, dit duurt slechts enkele minuten. De normale bovendruk bij katten is maximaal 150 mmHg.

Wanneer is het verstandig de bloeddruk te bepalen?

U zult begrijpen dat het belangrijk is om een verhoogde bloeddruk op tijd vast te stellen. Dat wil zeggen, voordat er schade aan organen ontstaat. Wij raden dan ook aan om in ieder geval de bloeddruk te meten bij alle katten met nierfalen, schildklierproblemen, blindheid, hartproblemen en neurologische afwijkingen. Daarnaast is het verstandig om bij oudere katten (>9 jaar oud) uit voorzorg een controle in te plannen.

Waaruit bestaat de therapie?

Als de bloeddruk te hoog is, geven we medicijnen (amlodipine) om deze te verlagen. We zullen de bloeddruk regelmatig controleren  om te bepalen of we nog meer of andere medicijnen moeten geven.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

FIV, kattenaids

Wat is het? Kattenaids wordt veroorzaakt door het Feline Immunodeficiency Virus (FIV). Het lijkt erg op het HIV virus bij mensen, maar katten en mensen kunnen elkaar niet besmetten. FIV wordt door katten overgedragen via bloedcontact en seksueel contact. Het wordt vooral gezien bij katten die vechten. Zo komt het bij ongecastreerde katers die buiten komen vaker voor.

Wat zijn de symptomen?

FIV zorgt voor een verminderde weerstand, waardoor katten gevoeliger zijn voor infecties en kanker. Er zijn geen specifieke symptomen, vaak begint het met vage klachten als slechte vacht, sloomheid, vergrote lymfeknopen en koorts. Ook kan de kat minder gaan eten, afvallen, diarree krijgen en last krijgen van ontstekingen in de mondholte. Maar ook allerlei andere ontstekingen en tumoren kunnen voorkomen.

Hoe stellen we de diagnose?

Met bloedonderzoek (sneltest) kan FIV worden aangetoond. Dit kan vanaf 3-4 weken na infectie. Soms is herhaling van de test of aanvullend bloedonderzoek nodig.

Waaruit bestaat de behandeling?

Helaas bestaat er geen behandeling tegen FIV. Behandel de symptomen en eventueel bijkomende infecties. De kat dient in ieder geval binnen gehouden te worden om verdere besmetting te voorkomen. Haal geen nieuwe katten in huis. Zorg ervoor dat de weerstand van de kat zo optimaal mogelijk is: vaccineer jaarlijks tegen katten/niesziekte (met geïnactiveerd vaccin), regelmatig ontwormen, goede vlooienbestrijding en goede voeding. Er bestaan speciale antivirale middelen. Deze worden in de praktijk vrijwel nooit toegepast, omdat behandeling intensief is, risico’s met zich meebrengt en niet tot genezing leidt. In sommige gevallen wordt besloten tot euthanasie.

Hoe kan FIV worden voorkomen?

De enige echte manier om een besmetting met FIV te voorkomen, is contact met andere katten vermijden. Dit betekent dat je de kat binnen zou moeten laten. Katten in een huishouden die sociaal met elkaar omgaan, kunnen jarenlang samen leven zonder elkaar te besmetten. Toch is het advies om FIV-positieve dieren op te sporen en apart te huisvesten. Er bestaat geen vaccin dat beschermt tegen FIV.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

FIP, Feline infectieuze peritonitis kat

Wat is het? FIP is een dodelijke ziekte. Het FIP virus ontstaat waarschijnlijk uit een ‘Feline Coronavirus’, die een onschuldige darminfectie kan veroorzaken. Door nog onbekende redenen kan het virus in de kat gaan muteren (veranderen) naar het FIP virus en FIP veroorzaken. Waarom en wanneer dit gebeurt, is niet helemaal duidelijk. Het gebeurt vooral bij jonge (<2 jaar) of oude (>14 jaar) katten en dieren met een verminderde afweer (door bijvoorbeeld een infectie met FIV of FeLV). 90% van alle katten in catteries en 50% van alle katten in huishoudens is besmet met het Feline Coronavirus. Bijna alle katten krijgen ooit in hun leven een infectie met het Feline Coronavirus. Dit virus wordt uitgescheiden via speeksel, ontlasting en urine. Besmetting gebeurt vooral via contact met ontlasting en via voorwerpen. Van die katten ontwikkelt 1-12% daadwerkelijk FIP.

Wat zijn de symptomen?

Bij een kat met FIP vormt het lichaam ‘immuuncomplexen’. Deze lopen vast in kleine bloedvaten in het lichaam. Op die plekken ontstaan ontstekingen. Er zijn in grote lijnen 2 vormen van FIP. Deze worden de natte en de droge vorm genoemd. Bij de natte vorm gaan de bloedvaten door de ontstekingen vocht lekken. Er komt vocht in de buik- en/of borstholte. Bij vocht in de buikholte kunnen katten een dikke buik krijgen. Bij vocht in de borstholte kunnen ze erg benauwd zijn. De naam droge vorm zegt het al, er treedt geen vocht uit de bloedvaten maar er ontstaan allerlei ontstekingshaarden in verschillende organen, zoals nieren, darmen, hersenen en de iris. Hierdoor kunnen de symptomen verschillen afhankelijk van de organen die zijn aangetast. De kat voelt zich meestal erg ziek, heeft koorts en wil niets meer eten.

Hoe stellen we de diagnose?

Bij een kat die verdacht wordt van FIP kan met echografie gekeken worden of er vocht in de borst- en/ of buikholte zit. Daarnaast kan met een spuitje wat vocht aangezogen worden. Bloedonderzoek kan de diagnose FIP waarschijnlijk maken, maar de definitieve diagnose FIP kan pas gesteld worden bij sectie. Helaas is er nog geen betrouwbare test voor handen die op FIP kan testen.

Waaruit bestaat de behandeling?

Eigenlijk alle katten die verdacht worden van FIP reageren niet tot nauwelijks op een behandeling. Vaak wordt besloten de kat verder lijden te besparen en in te laten slapen. Katten met de natte vorm overlijden vaak binnen enkele dagen tot weken en met de droge vorm binnen weken tot maanden. Door middel van een sectie kan FIP bevestigd worden. Wanneer een kat in het huishouden FIP heeft, hoeft u niet direct in paniek te raken. Het wordt niet snel overgebracht op andere katten. Zorg er wel voor dat u de katten met symptomen apart houdt van de andere katten gedurende 3-4 maanden. Laat de katten niet naar buiten en haal geen nieuwe katten in huis.

Hoe kan FIP voorkomen worden?

In het algemeen is een goede hygiëne en het voorkomen van stress belangrijk. Maak de kattenbakken dagelijks schoon. Het virus kan in droge omgeving zeer lang overleven, maar is met huishoudelijke schoonmaakmiddelen en bleek heel snel onschadelijk. Zorg dat er niet teveel katten bij elkaar zijn en zet eet/drinkbakjes niet in de buurt van de kattenbak. Indien een kat met FIP in huis aanwezig is geweest, is het verstandig goed schoon te maken en minimaal 2 maanden te wachten voor weer een nieuwe kat in huis wordt genomen. Er is een vaccin op de markt tegen FIP. De werkzaamheid is echter niet bewezen en vaccinatie wordt doorgaans niet aangeraden.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Ziekte van Addison hond

Wat is hypoadrenocorticisme/de ziekte van Addison? Hypoadrenocorticisme, of te wel de ziekte van Addison is een aandoening van de bijnieren. Dit zijn kleine organen die bij de nieren liggen. De bijnieren zorgen normaal gesproken voor de productie van glucocorticoiden, zoals cortisol, en mineralocorticoïden, zoals aldosteron. Glucocorticoïden dragen bij aan het op peil houden van de ‘suiker’ spiegel (= glucose) in het bloed. Dit doen ze onder andere door de opname van glucose door organen te verminderen en eiwit en vet af te breken, die op hun beurt kunnen dienen als grondstof voor glucose. Daarnaast beïnvloeden glucocorticoden bijna alle weefsels en vele processen in het lichaam, waaronder bloedcellen en het immuunsysteem. Mineralocorticoiden reguleren onder andere de hoeveelheid vocht in het lichaam, de electrolyten (natrium, kalium en chloride) balans en de bloeddruk. Bij de aandoening hypoadrenocorticisme ontstaat een tekort aan deze stoffen. Bij primaire hypoadrenocorticisme wordt de bijnier vernietigd. Men denkt dat deze destructie wordt veroorzaakt door het immuunsysteem van het dier, zoals het bij de mens bekend is. Hierbij vallen de cellen van de afweer, de cellen van de bijnier aan. De productie van de gluco- en mineralocorticoïden door deze cellen stopt, en er ontstaat een tekort aan deze stoffen. De verschijnselen worden met name veroorzaakt door het tekort aan mineralocorticoïden. Vaak zijn de eerste verschijnselen zeer mild (zwakte, uitputting, braken, niet willen eten) en worden over het hoofd gezien. De meeste patiënten worden vaak aangeboden met ernstige depressie, zwakte en uitdroging, ten gevolge van verlies van zouten (electrolyten). Een verandering van deze electrolyten balans (natrium en kalium) in het bloed is een sterke aanwijzing voor de ziekte.

Hoe kun je het beste behandelen?

Om de diagnose ‘Addison’ te bevestigen wordt een zogenaamde ACTH stimulatie test uitgevoerd. Hierbij wordt een synthetische vorm van het stofje ACTH toegediend door middel van een injectie en meet men direct en na een uur het cortisolgehalte in het bloed. Bij gezonde honden zien we een grote stijging van cortisol en bij honden met de ziekte van Addison zien we geen of een heel kleine stijging. Zo kunnen we de ziekte bevestigen. Als de ziekte eenmaal gediagnosticeerd is moeten de uitdroging en de electrolytenbalans hersteld worden door middel van infusen en het geven van glucocorticoïden en mineralocorticoïden. Zodra de hond weer gaat eten kan de medicatie (gluco-, mineralocorticoïden en zout) via de bek worden gegeven. Daarna moeten de electrolyten regelmatig gecontroleerd worden en de dosering indien nodig worden aangepast. Als de juiste dosering van de medicatie bereikt is, is de prognose voor honden met hypoadrenocorticisme goed.

De secundaire vorm van deze aandoening

Naast de primaire vorm van adrenocorticisme, bestaat er ook een secundaire vorm. Hierbij gaat er iets mis met de aansturing van de bijnieren. De secretie van de gluco- en mineralocorticoïden wordt normaal aangestuurd door een orgaan dat bij de hersenen ligt, de hypofyse, die het stofje ACTH afgeeft. Als deze afgifte verminderd, zullen de bijnieren ook minder gluco- en mineralcorticoiden afgeven. Verminderde afgifte van ACTH kan bijvoorbeeld voorkomen bij een tumor van de hypofyse of hersentrauma. Daarnaast kan het ook optreden bij langdurige toediening van corticosteroïden. Door het hoge gehalte aan corticosteroïden in het lichaam ‘denkt’ de hypofyse dat de bijnieren voldoende produceren en zal vervolgens de ACTH afgifte verminderen. Als de toediening van glucocorticosteroiden gestopt wordt, worden de bijnieren niet meer gestimuleerd en ontstaat er een tekort aan glucocorticoiden. Op den duur zal de hypofyse weer voldoende ACTH gaan afgeven en de bijnieren opnieuw voldoende stimuleren. Bij secundaire hypoadrenocorticisme worden verschijnselen dan ook met name veroorzaakt door het tekort aan glucocorticoïden. Hierdoor kunnen maagdarm klachten ontstaan en kan een dier moeilijker met stress omgaan, zoals trauma, operaties en anesthesie.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl Een literatuurstudie door co-assistente Chantalle Metekohy in opdracht van DAP Horst Literatuur – Bell J. Managing Polygenic Disease www.vin.com/proceedings.plx?CID=TUFTSBG2003&PID=5115&O=Generic – Burton S., DeLay J., Holmes A., Somerville C., Eye J., Shaw D., Wack O., Hanna P., Hypoadrenocorticism in young related Nova Scotia duck Tolling retrievers. Canadian Veterinary Journal (1997) 38, 231-4 – Chase K., Sargan D., Miller K. Ostrander E.A., Lark K.G., Understanding the genetics of autoimmune disease: two loci that regulate late onset Addison’s didease in Portuguese Water Dogs. International Journa of immunogenetics (2006) 33, 179-184 – Famula T.R., Belanger J.M., Oberbauer A.M. Heritability and complex segregation analysis of hypoadrenocorticism in the standard poodle. Journal of small Animal Practice (2003) 44, 8-12 – Oberbauer A.M. Genetics: Epilepsy & Addison’s Disease. Tufts’ Canine and Feline Breeding and Genetics Conference (2005) – Oberbauer A.M., Benemann K.S., Belanger J.M., Wagner D.R., Ward J.H., Famula T.R. Inheritance of hypoadrenocorticism in bearded collies. American Journal of Veterinairy Research (2002) 63, 643-7 – Oberbauer A.M., Bell J.S., Belanger J.M., Famula T.R., Genetic evaluation of Addison’s disease in the Portuguese Water dog. BMC Veterinary Research (2006) 2:15 (doi:10.1186/1746-6148-2-15) – Rijnberk A., Kooistra H.S., Clinical Endocrinology of Dogs and Cats. (2010) 103-9 – Smallwood L.J. Barsanti J.A. Hypoadrenocorticism in a family of leonbergers. Journal American Animal Hospital Association (1995) 31, 301-5

Veel drinken en plassen hond

Sommige honden drinken altijd dezelfde hoeveelheid water, andere honden drinken weinig. Als baas van een hond let u op de water consumptie van uw hond. Het is verstandig naar de dierenarts te gaan als uw hond meer of minder drinkt dan normaal omdat dit een signaal kan zijn dat uw hond ziek is.

Drinkt mijn hond veel?

Een richtlijn voor de hoeveelheid water die een hond drinkt is ongeveer 50 ml water per kg lichaamsgewicht per dag. Een hond van 10 kg mag dus ongeveer 0,5 liter water op een dag drinken. De hoeveelheid drinken hangt natuurlijk ook af van de omgevingstemperatuur en de hoeveelheid lichaamsbeweging. En een hond die vers vlees of blikvoer krijgt, zal gemiddeld minder drinken dan een hond die op brokken staat. Als uw hond duidelijk meer drinkt of meer is gaan drinken dan voorheen, is het verstandig onderzoek te doen.

Plast mijn hond veel?

Honden die niet zijn uitgedroogd produceren zo’n 10 – 20 ml urine per kg lichaamsgewicht per dag. Voor een hond van 10 kg betekent dat een minimum van een halve beker urine per dag. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen veel plassen en vaak plassen. Met veel plassen bedoelen we grote hoeveelheden in een keer. De urine is vaak licht van kleur, uw hond is veel langer aan het plassen en kan zelfs in huis gaan plassen. Er ligt dan een grote plas. Met vaak plassen bedoelen we vaak kleine beetjes. Dit kan passen bij blaasontsteking, een verstopping of dominant gedrag. U vindt dan alleen kleine plasjes en de hond kan veel aandrang hebben zonder dat er veel urine komt. Neem dan contact op met de dierenarts!

Wat kunt u doen?

Als uw hond veel plast, mag u de waterbak nooit zomaar weghalen! Als uw hond dan namelijk onvoldoende kan drinken, kan hij/zij uitdrogen. Dit kan leiden tot blijvende schade aan de nieren. Wat kunt u dan wel doen? Wacht niet te lang en vraag de dierenarts om advies. U kunt zien of uw hond uitgedroogd is door de huid aan de zijkant van de borstkas op te tillen en los te laten. Gaat de huid niet direct terug in de normale positie? Dan is uw hond waarschijnlijk uitgedroogd. Ook kunt u het tandvlees beoordelen, dit hoort vochtig te zijn.

Oorzaken van veel plassen en veel drinken

Er zijn meer dan 15 oorzaken die kunnen leiden tot veel plassen en drinken. Voorbeelden van oorzaken zijn: nierfalen, baarmoederontsteking, suikerziekte, leverproblemen en de ziekte van Cushing.

Hoe stellen we de diagnose?

Het onderzoek begint met urine onderzoek, liefst van de eerste urine van de dag (ochtendurine). Dit wordt vrijwel altijd gevolgd door een bloedonderzoek. Ook kunnen daarna aanvullend urine onderzoek, een echografie, weefselonderzoek, röntgenfoto of andere onderzoeken nodig zijn.

Waaruit bestaat de behandeling?

Door vroegtijdig de oorzaak op te sporen, kunnen veel oorzaken nog behandeld worden. Als u te lang wacht, kan het soms al te laat zijn! Om welke behandeling het gaat, hangt af van de oorzaak.

Let op

Beperk nooit de hoeveelheid drinkwater! Uw hond kan hierdoor levensgevaarlijk uitdrogen.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Te traag werkende schildklier hond

Wat is hypothyreoïdie? Wanneer de schildklier te weinig hormoon aanmaakt, spreken we van een te traag werkende schildklier. Het schildklierhormoon speelt een belangrijke rol bij de stofwisseling. Er zijn verschillende oorzaken. Het vaakst komt een afweerreactie  van het lichaam tegen de schildklier (auto-immuun) voor.

Wat zijn de symptomen?

Als er te weinig hormoon in het lichaam is, kan zich dat uiten in verschillende symptomen:
  • Huidproblemen; kale plekken, huidinfecties, schilfering, dunne vacht
  • Overgewicht
  • Sloomheid en lusteloosheid
  • Trage en trieste uitdrukking
  • Spierzwakte
  • Bloedarmoede
  • Hartritmestoornissen
  • Etc.

Hoe stellen we de diagnose?

Door middel van bloedonderzoek kunnen de gehaltes aan schildklierhormoon (T4) en schildklier stimulerend hormoon (TSH) worden bepaald. Ook kan eventueel een stimulatietest worden gedaan. Omdat een lage T4 waarde ook voor kan komen bij andere aandoeningen, is het niet altijd zo eenvoudig om de diagnose te stellen.

Waaruit bestaat de behandeling?

Een hond met hypothyreoïdie is zeer goed te behandelen met tabletten die het schildklierhormoon vervangen. Met de juiste therapie en regelmatige controles zijn de symptomen doorgaans volledig reversibel en de prognose is dan ook uitstekend.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Syndroom van Cushing hond

Wat is het Syndroom van Cushing?

In de bijnieren wordt het stresshormoon cortisol gemaakt. Wanneer de bijnieren teveel van dit hormoon aanmaken, kan uw hond het syndroom van Cushing krijgen. Dit komt vooral voor bij oudere honden. De oorzaak ligt in ongeveer 85% van de gevallen in een tumor van het orgaan dat de bijnieren aanstuurt, namelijk de hypofyse. Deze tumor is altijd goedaardig, maar kan wel groot worden. De overige 15% wordt veroorzaakt door een tumor in de bijnier(en) zelf.

Als een hond behandeld wordt met bepaalde medicijnen (corticosteroïden zoals prednison), kan dat ook leiden tot de verschijnselen van het syndroom van Cushing.

Wat zijn de symptomen?

Een teveel aan cortisol kan de volgende verschijnselen geven:
-Veel drinken en veel plassen
-Veel eetlust, vraatzucht
-Dikkere buik
-Dunnere vacht en kaalheid
-Hijgen
-Spierzwakte

Hoe stellen we de diagnose?

Met bloedonderzoek kunnen we andere oorzaken uitsluiten. Ook kunnen soms veranderingen zichtbaar zijn die op het syndroom van Cushing kunnen wijzen. De definitieve diagnose stellen we met een driedaags urine onderzoek. Als de diagnose gesteld is, kan met een CT-scan en echografie de oorzaak van het syndroom van Cushing worden bepaald. Dit is belangrijk voor de prognose en de behandeling.

Waaruit bestaat de behandeling?

Vaak wordt gekozen om het syndroom van Cushing te behandelen met medicijnen (Vetoryl®). Dit remt de aanmaak van cortisol in de bijnieren. De behandeling is levenslang en er zullen regelmatig controles ingepland worden bij de behandelend dierenarts.

Indien de oorzaak een tumor in de hypofyse is, kan ook gekozen worden voor het weghalen van de hypofyse met een operatie. Zo’n tumor kan namelijk zorgen voor erge hoofdpijn bij uw hond en dat is natuurlijk zeer onprettig. Door het weghalen van de hypofyse wordt de prognose veel beter.

Een bijniertumor is vaker kwaadaardig en wordt dan ook bij voorkeur met een operatie verwijderd.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op, bel 077-3982169 of email: info@dierapotheker.nl
Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl

Drs. Robin Holle
Dierenartsenpraktijk Horst
Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Suikerziekte (diabetes mellitus) hond

Wat is suikerziekte?

Suikerziekte is de meest voorkomende hormoonafwijking bij de hond. Een hond met suikerziekte maakt te weinig insuline aan om de suikergehaltes in het bloed op peil te houden. Insuline wordt door de alvleesklier (pancreas) gemaakt en zorgt ervoor dat suiker de cellen in kan. Bij suikerziekte krijgen de cellen dus te weinig suiker en zit al het suiker in het bloed. Dit suiker wordt uitgeplast en de hond zal dan ook veel plassen en veel drinken.

Wat zijn de symptomen?

Doordat de cellen te weinig suiker krijgen, ontstaan verschillende symptomen. Een of meerdere hiervan kunnen aanwezig zijn:

  • Veel plassen en veel drinken
  • Hongerig, veel willen eten
  • Vermageren
  • Slechte, plukkerige en doffe vacht
  • Sloomheid, veel slapen
  • Spierzwakte
  • Staar (troebele ooglens); dit zien we bij 50-80% van de honden met suikerziekte! Ze kunnen hier blind van worden.
  • Blaasontsteking; honden met suikerziekte hebben hier een vergrote kans op.
  • Bij vergevorderde suikerziekte kan de hond zo zwak en ziek worden dat hij stopt met eten en drinken en kan gaan braken. Dit is een spoedgeval!

Wat is de oorzaak van suikerziekte?

Suikerziekte bij honden is vaak vergelijkbaar met Type 1 diabetes bij mensen. Hierbij maakt het lichaam afweerstoffen tegen de alvleeskliercellen. Ook type 2 diabetes komt voor, waarbij een andere aandoening (bijvoorbeeld de ziekte van Cushing of hypothyreoïdie) aanwezig zijn. Bij de hond zien we daarnaast een vorm waarbij teefjes na de loopsheid suikerziekte ontwikkelen onder invloed van het hormoon progesteron. Als we hier op tijd bij zijn en de teef zo snel mogelijk steriliseren, kan suikerziekte weer helemaal verdwijnen.

Hoe stellen we de diagnose?

Met bloedonderzoek kan het suikergehalte (glucose) in het bloed bepaald worden. Ook kunnen fructosamines worden bepaald, die wat zeggen over de ernst en duur van de suikerziekte.

Waaruit bestaat de behandeling?

De behandeling van suikerziekte bestaat uit verschillende onderdelen:

  • Teefjes zo snel mogelijk steriliseren! Te lang wachten kan leiden tot onomkeerbare suikerziekte. Voor reutjes is castratie niet nodig.
  • Behandeling met insuline; vaak wordt gestart met 2x daags een onderhuidse injectie insuline. Dit is niet moeilijk en kunt u zelf doen. In de beginfase is meerdere keren bloedonderzoek nodig om de juiste dosis te kunnen bepalen.
  • Een dieet met weinig suiker en veel eiwit.
  • Een speciaal “suikerziekte” dieetvoer.
  • Een regelmatig leefpatroon.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op, bel 077-3982169 of email: info@dierapotheker.nl
Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl

Drs. Robin Holle
Dierenartsenpraktijk Horst
Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Giardia hond

Een patiëntje uit de praktijk…

Tijdens het spreekuur komt de familie Joosten binnen met Donja. Donja is een blije boomerpup van 12 weken oud. Donja krijgt de laatste puppyenting! Voordat ik Donja ent, kijk ik haar na en vraag aan de familie Joosten of alles goed gaat. Donja eet goed, drinkt normaal, plast normaal, maar opvallend: haar ontlasting is niet altijd mooi stevig. Donja is nog maar 3 weken bij de familie in huis en ze zijn ook overgestapt op andere puppybrokjes. Op 2, 4, 6 en 8 weken is Donja ontwormd bij de fokker.

Bij het lichamelijk onderzoek kom ik geen bijzondere dingen tegen, dus Donja krijgt haar enting. Vanwege de voerwisseling adviseer ik de familie nog een week af te wachten, maar mocht de ontlasting wisselend van consistentie blijven, dan ontlasting van 3 achtereenvolgende dagen op te vangen en in te leveren.
Twee weken later krijg ik van de assistente een uitslag in de hand. De ontlasting van Donja is nagekeken en ze blijkt Giardia te hebben! Dit kan wel eens de reden van de wisselende ontlasting zijn…

Wat is Giardia?

Giardia is een ééncellige parasiet die kan voorkomen in de darm van de mens en een groot aantal dieren. Wanneer een hond besmet is met Giardia, worden er oöcysten (eitjes) uitgescheiden in de ontlasting. Komt een andere hond in contact met deze oöcysten en vindt opname via de mond plaats dan kan deze hond ook geïnfecteerd raken met Giardia. De oöcysten komen via de mond terecht in de darm. Ze ontwikkelen zich tot trofozoieten. Deze trofozoieten zijn in het bezit van een soort zuignap waarmee ze zich vasthechten aan de darm. De trofozoieten scheiden weer nieuwe oöcysten uit die via de ontlasting overal in de omgeving terechtkomen.

Wat zijn de symptomen?

Wanneer de trofozoieten aanhechten aan de darmwand veroorzaken ze schade aan de darm en een ontstekingsreactie. Veel honden zijn geïnfecteerd met Giardia maar vertonen geen klachten (de dragers). Deze dragers scheiden wel oöcysten uit, waardoor ze wel een bron van besmetting voor andere honden kunnen zijn. Vooral pups hebben daadwerkelijk ‘last’ van de infectie. Wisselende consistentie van de ontlasting tot flinke diarree wordt gezien. Ook kan het dier duidelijk buikpijn hebben. Door de diarree kan het dier wat achterblijven in groei. Giardia is een zoönose, ofwel een ziekte die van mens op dier overgedragen kan worden en omgekeerd. Onderzoeken wijzen uit dat het wel waarschijnlijker is dat bij Giardia de overdracht van mens op hond plaatsvindt, en meestal niet andersom.

Hoe stellen we de diagnose?

Wanneer een hond regelmatig diarree heeft, wordt geadviseerd ontlasting in te leveren bij de dierenarts. Bij voorkeur ontlasting van 3 achtereenvolgende dagen. Dit omdat de oöcysten niet continu worden uitgescheiden. Wanneer de ontlasting van slechts 1 dag wordt onderzocht, is de kans groot dat de infectie gemist wordt. Door een monster van 3 dagen te onderzoeken, is de kans op een positieve uitslag het grootst.

Waaruit bestaat de behandeling?

Behandeling vindt plaats met een 3 daagse kuur fenbendazol (Panacur©). Ook wordt Metronidazole op voorschrift van uw dierenarts ingezet ter behandeling. Omdat de oöcysten heel lang overleven in de omgeving, vinden er vaak herinfecties plaats. Het is dus erg belangrijk om de omgeving ook goed te reinigen en waar mogelijk desinfecteren. Denk aan de vloer, de hondenmand, de voer/waterbak, speelgoedjes maar ook bv de mat in de auto waar de hond veel op zit. Het is verstandig de achterhand van de hond regelmatig te wassen om zo ook daar oöcysten te verwijderen. Soms wordt de beschreven behandeling herhaald. Wanneer er meerdere honden in huis aanwezig zijn, is het raadzaam alle honden te behandelen!

Terug naar onze patiënt Donja….

Donja kreeg een kuur fenbendazol. Haar baasjes volgden de schoonmaakinstructies goed op. Een maand later was Donja weer op de praktijk voor een puppycheck. Ze was hard gegroeid en haar ontlasting was nu weer helemaal normaal. Dochter Lara van 6 had 3 maanden geleden ook Giardia gehad…. Was zij misschien een bron voor Donja? Of liepen er ook andere honden met Giardia rond op de puppycursus? Of was het hondenveldje om de hoek een bron van besmetting?
Kortom, allemaal vragen waar we het antwoord niet op weten. Let dus goed op!

Vragen?

Neem gerust contact met ons op, bel 077-3982169 of email: dierenarts@daphorst.com

Drs. Daphne Boet
Dierenartsenpraktijk Horst
Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Bronnen:
– Giardia-infecties Deel 1. Epidemiologie bij mens en dier. Ronald van Noort, Mathilde Uiterwijk, Joke W.B. van der Giessen, Rolf E.R. Nijsse, Lars I. Slingerland, Linda Horspool, Tjerk J.T. Bosje, Giora Van Straten, Paul A.M. Overgaauw, Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2015, 7: 26-29
– Giardia-infecties Deel 2. Consensus over diagnostiek en therapie bij hond en kat. Ronald van Noort, Mathilde Uiterwijk, Joke W.B. van der Giessen, Rolf E.R. Nijsse, Lars I. Slingerland, Linda Horspool, Tjerk J.T. Bosje, Giora Van Straten, Paul A.M. Overgaauw, Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2015, 8: 28-31

Parasieten konijn

Wat is encephalitozoon cuniculi? Encephalitozoon cuniculi (E. cuniculi) is een protozo die ziekte veroorzaakt bij konijnen. E. cuniculi wordt uitgescheiden via de urine van besmette konijnen. Via voeder, drinkwater of het hok kunnen andere konijnen besmet worden. Ook kan E. cuniculi worden overgedragen van moeder op babykonijntjes in de baarmoeder. E. cuniculi kan in de omgeving enkele weken overleven in de vorm van een spore. Na besmetting kan E. cuniculi aanwezig blijven zonder ziekte te veroorzaken. Op het moment dat een konijn een verminderde weerstand heeft (door bijvoorbeeld stress), kan E. cuniculi zich in het lichaam vermeerderen en wel leiden tot ziekteverschijnselen.

Wat zijn de symptomen?

De ziekteverschijnselen kunnen heel divers zijn, bijvoorbeeld:
  • Hersenverschijnselen: scheve kop, oogbolbewegingen (nystagmus) en rondtollen. Dit kan er zeer heftig uit zien.
  • Achterhandsproblemen: verlamde of slappere achterpoten.
  • Urinewegproblemen: veel drinken/plassen of urine incontinentie (urinebrand).
  • Oogproblemen: staar, iris ontstekingen, lensverkleuringen.
  • Vermageren.
  • Acute sterfte
De symptomen kunnen afzonderlijk van elkaar of samen voorkomen.

Hoe wordt de diagnose gesteld?

Een definitieve diagnose is zeer lastig te stellen. Vaak wordt op basis van de verschijnselen en voorgeschiedenis besloten het konijn te behandelen tegen E. cuniculi zonder verder te testen. We gaan dus uit van een infectie tot het tegendeel bewezen is. Er zijn bloedtesten die antistoffen tegen E. cuniculi kunnen aantonen. Deze worden zowel bij gezonde als zieke konijnen aangetroffen en een positieve test is dus niet bewijzend. Indien een konijn geen antistoffen tegen E. cuniculi heeft, wordt de kans dat de verschijnselen door E. cuniculi komen wel kleiner. Urine onderzoek en pathologisch onderzoek na overlijden kunnen extra aanwijzingen geven dat het om E. cuniculi gaat.

Waaruit bestaat de  behandeling?

Bij een verdenking op E. cuniculi starten we zo snel mogelijk met de behandeling. Deze bestaat uit medicijnen ( o.a. fenbendazol) en ondersteunende maatregelen. Zeker in het begin kan het beeld zeer heftig zijn en is het belangrijk om ervoor te zorgen dat het konijn voldoende voeding en vocht binnenkrijgt. De behandeling met fenbendazol is vaak ruim 4-6 weken nodig. We behandelen voor de zekerheid ook de hokgenoten omdat het besmettelijk is. Vaak leidt behandeling wel tot verdwijnen van de ziekteverschijnselen maar niet tot volledige verwijdering van E. cuniculi uit het lichaam. Dat betekent dat de ziekte later weer opnieuw naar voren kan komen, zoals bij verminderde weerstand.

Oormijt

Wat is het?

Oormijten (Psoroptes cuniculi) leven aan de binnenkant van het oor en veroorzaken een ontsteking van de gehoorgang. Het wordt ook wel oorschurft genoemd. Het kan aan een of beide oren voorkomen.

Wat zijn de symptomen?

Het konijn heeft jeuk, wat zich uit in schudden met de kop en krabben aan de oren. De oorschelp wordt dikker en roder. Bij de ingang van de gehoorgang worden vaak geel-witte of bruine schilferige korsten gezien. De korsten kunnen zich uiteindelijk uitbreiden over het hele oor, kop en nek. Uiteindelijk kan een midden- of binnenoorontsteking ontstaan.

Hoe wordt de diagnose gesteld?

De dierenarts kan met een otoscoop (oorkijker) in de gehoorgang kijken. Soms zijn de schurftmijten direct te zien, maar soms alleen met microscopisch onderzoek. Voordat een behandeling wordt ingesteld is het belangrijk om te bepalen of het trommelvlies nog heel is.

Waaruit bestaat de  behandeling?

De therapie bestaat uit het behandelen van de oorontsteking met zalf en het doden van de oormijten met een hiervoor geschikt middel. Wij gebruiken hiervoor vaak pipetten die twee keer op de huid worden toegediend. Ook kunnen extra pijnstillers worden gegeven. Ga niet zelf aan de slag met allerlei middelen en laat u adviseren door de dierenarts.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl