Informatie over het konijn

Een konijn als huisdier wordt vaak vrij makkelijk over gedacht. Een hok, wat stro, en verder weinig werk. Ten eerste is het goed te bedenken dat een konijn wel 10 jaar oud kan worden. U zit er dus wel even aan vast. Er zijn tientallen verschillende rassen, van dwerg- tot reuzenkonijnen. Konijnen zijn zachtaardige dieren maar vooral de kleinere rassen kunnen wat bijterig en krabberig zijn. Konijnen hebben veel beweging nodig, het hok moet dus niet te klein zijn. Als u meer konijnen in een te klein hok houdt, kunnen de dieren elkaar zelfs flink toetakelen. Konijnen worden ook steeds vaker los in huis gehouden. Het zijn slimme dieren en u kunt ze zindelijk maken en leren hun behoefte op een kattenbak te doen. Voor uitgebreide informatie over aanschaf en huisvesting van konijnen, kijk ook op LICG.

Wist u dat?

  • Een konijn geen knaagdier is, maar behoort tot de lagomorphen (haasachtigen)?
  • De snijtanden en kiezen van konijnen levenslang doorgroeienr met wel 1-2 mm per week?

Het Konijn

Klasse : Mammalia (zoogdieren) Orde : Lagomorpha (haasachtigen) Familie : Leporidae (hazen) Geslacht en soort : Oryctolagus cuniculus (konijn) Het onderscheid tussen knaagdieren enerzijds en haasachtigen anderzijds wordt gemaakt op basis van het gebit. Een knaagdier heeft twee snijtanden in de bovenkaak en twee snijtanden in de onderkaak. Een dier uit de orde van de haasachtigen heeft 4 snijtanden in de bovenkaak, twee aan twee achter elkaar geplaatst, en twee snijtanden in de onderkaak. Dit betekent dus dat een konijn niet tot de knaagdieren mag worden gerekend.

Oorsprong en voorkomen

Oorspronkelijk is het konijn afkomstig uit Zuidwest-Europa en Noordwest-Afrika. Het oorspronkelijke konijn heeft grote ogen en oren. De achterpoten zijn langer dan de voorpoten. De voeten hebben geen zoolkussentjes maar zijn aan de onderkant stevig behaard. Door intensieve fokkerij is een enorme variatie ontstaan in konijnenrassen (meer dan 50!). Op basis van verschil in kleur, grootte en vachtstructuur zijn er nu vele variëteiten te onderscheiden. Bij het wilde konijn is het mannetje vrijwel even groot als het vrouwtje alleen de kop is wat forser. Beide seksen hebben klieren onder de kin die een stof afscheiden die gebruikt wordt bij de territoriumafbakening. Bij het mannetje zijn deze klieren groter. Ook bij de directe onderlinge herkenning spelen deze klieren een rol. In de loop der tijden is het konijn uitgewaaierd over vrijwel de hele wereld. In Australië bijvoorbeeld leidde dit tot grote problemen. Het konijn was hier door het ontbreken van natuurlijke vijanden dermate succesvol, dat er sprake was van een ware plaag. Hierdoor dreigden zelfs voedseltekorten te ontstaan voor de inheemse dieren. Konijnen hebben een voorkeur voor grasland en open bosachtig gebied. Ze graven uitgebreide gangenstelsels met verschillende gangen. Er zijn grote gangen die uitkomen op een centrale woonruimte en er zijn nauwe gangen die dienst doen als vluchtgangen. Ook zijn er woonruimten aan het eind van blind eindigende gangen. Konijnen zijn nachtdieren, alhoewel ze steeds meer ook overdag gezien worden door hun enorme aanpassingsvermogen. In 1954 en 1955 is de konijnenstand in Europa ernstig teruggedrongen door een ziekte, myxomatose genaamd, die speciaal ontwikkeld en geïntroduceerd is om overlast door konijnen in te dammen.

Voortplanting

Een mannetje (rammelaar) paart met verschillende vrouwtjes (voedsters). De eisprong (ovulatie) is geïnduceerd, dus pas na een paring vindt er een eisprong plaats. Na een gemiddelde dracht van 31 dagen worden de jongen geworpen. Om kannibalisme te voorkomen is het verstandig om het mannetje bij de jongen uit de buurt te houden. De voedster bouwt een nest waarbij ze zachte haren gebruikt die ze uit haar eigen buikhuid trekt. Dit gebeurt meestal in de laatste drie dagen van de dracht. Schijnzwangerschap komt overigens regelmatig voor bij de huiskonijnen. Deze duurt 14-17 dagen en voedsters kunnen agressief worden, haren uittrekken en zelfs melk produceren. De jongen worden blind, doof en kaal geboren. Jongen worden slechts enkele malen per etmaal gezoogd, waarbij de zoogtijd niet langer is dan 3 minuten. Na 10 dagen gaan de ogen open en na 14 dagen gaan de oortjes staan, behalve bij de hangoorrassen. Na 18-24 dagen komen de jongen uit het nest tevoorschijn. Vanaf twee weken na de geboorte is de voedster alweer vruchtbaar. Vanaf een leeftijd van 6 maanden kan een rammelaar gecastreerd worden, na de castratie blijft het dier nog mogelijk 4-6 weken vruchtbaar! Geslachtsrijp: 3½ – 9 maanden, kleine rassen vaak eerder dan grote rassen en voedsters eerder dan rammelaars. Vruchtbaarheidscyclus: geen, geïnduceerde eisprong. Hele jaar door vruchtbaar. Draagtijd: 29-33dgn (gemiddeld 31). Konijnen zijn nestblijvers en de jongen worden kaal en blind geboren. Nestgrootte: 2-10 jongen (gemiddeld 7) Geboortegewicht: 30-70 gram Speenleeftijd: 4-6wkn Volwassen gewicht: 1-7kg Lichaamstemperatuur: 38,5-40,5°C Levensduur: 7-8jr (max. 15 jaar)

Huisvesting en verzorging

Konijnen zijn sociale dieren die in het wild in groepen leven. Het is dan ook aan te raden om een konijn niet individueel te houden, maar altijd samen met andere konijnen. Konijnen dienen te worden beschermd tegen koude, vocht en felle zon. De afmetingen zijn afhankelijk van het ras, maar de volgende richtlijnen kunnen als minimale eisen worden aangehouden: Hoogte (cm) Breedte (cm) Diepte (cm) groot ras: 70, 120, 60 middelgroot ras: 70, 100, 60 klein ras: 70, 75, 60 Hierbij geldt: groter is beter. Een konijn heeft lichaamsbeweging nodig en moet goed rechtop kunnen staan in het hok. Konijnen kunnen ook goed buiten worden gehouden, het liefst op gras. Als ze buiten gewend zijn, kunnen ze ook in de winter buiten blijven. Zorg dan wel voor een warme schuilplaats. Een goede bodembedekking is stro op een houtvezellaag. De aanwezigheid van zacht nestmateriaal is gewenst bij fokdieren. De strooisellaag moet regelmatig ververst worden om ziekten te voorkomen. Te weinig verversen, kan leiden tot coccidiose (parasitaire darminfectie) of ammoniakdamp wat irriterend is voor de slijmvliezen en aanleiding kan geven tot luchtweg infecties (“snot”). Een geschikte omgevingstemperatuur is 15-21 °C en een konijn verdraagt temperaturen van 6-29 °C. De vochtigheidsgraad moet tussen de 40 en 70% liggen. Als voerbakken moet men stevige bakjes kiezen van roestvrij staal of geglazuurd aardewerk in verband met hygiëne en knaagschade.

Voeding

Wilde konijnen eten vrijwel alleen plantaardig voedsel. Hoogst zelden zullen ze een slakje of aardworm nuttigen. Coprofagie (het eten van eigen ontlasting) komt ook voor bij het konijn en dient om voedingsstoffen (vitamine B, K en eiwitten) op te nemen die door de microbiële organismen in de dikke darm zijn gemaakt. Deze stoffen worden ’s nachts met de ontlasting als zachte keutels uitgescheiden. Overdag zijn de keutels hard. De zachte keutels (caecotrophen) zijn zeer eiwitrijk (29.5% in de droge stof) en voorzien in 20% van de dagelijkse eiwitbehoefte. Konijnen dienen altijd te kunnen beschikken over hooi van goede kwaliteit en vers water. Het menu kan worden aangevuld met vers groenvoer. Wees voorzichtig met granen en brood. Ook biks (konijnenbrokjes) dienen met mate gegeven te worden. Kijk voor meer informatie over de voeding van konijnen bij het hoofdstuk ‘Voeding’. Voeding van moederloze jongen dient 2-3x daags te geschieden. Het te geven melk volume per dag bedraagt in de eerste week ongeveer 5 ml, in de tweede week 15 ml en in de derde week 25 ml. Tevens moet na iedere maaltijd de buikstreek gemasseerd worden om de darmen en blaas te stimuleren. Na enkele weken kunnen de jongen overgewend worden op vast voedsel.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl