Rhinopneumonie paard

Het begrip rhinopneumonie wordt gebruikt bij drie verschillende ziektebeelden, te weten luchtwegproblemen, verlammingsverschijnselen en abortus (verwerpen). De oorzaak voor deze verschijnselen zijn twee verschillende virussen (geen bacteriën). Namelijk het EHV1- en EHV4 (EHV staat voor Equine Herpes Virus) virus. Alle leeftijdsgroepen zijn gevoelig, hoewel men de luchtwegproblemen het meest bij veulens en jaarlingen aantreft.

Het blijkt dat 100% van alle manegepaarden ooit in contact is gekomen met EHV. Zelfs bij een groep die relatief weinig contacten had (een groep pony fok merries) bleek 54% van de dieren in contact te zijn geweest met EHV.

Stress

De infectie vindt plaats via de lucht, direct contact met geïnfecteerde paarden of contact met geaborteerd materiaal. De uitscheiding van het virus vindt tot 2 weken na de infectie plaats. Doordat herpesvirussen na infectie latent aanwezig (=soort van slaaptoestand) blijven, kunnen allerlei stress-situaties een (veelal mildere) heropflakkering van de aandoening geven.

Wat zijn de symptomen?

  • Ademhalingsstoornissen: komen het meest voor, kan onopgemerkt voorbij gaan, wordt meestal veroorzaakt door EHV-4. Hoge koorts, verminderde eetlust, hoest, waterige neusvloei, roodheid van de neusslijmhuid en eventueel zwelling van de keelklieren zijn hierbij het meest voorkomend. Indien een dier, vaak een ouder veulen of jaarling, voor de eerste maal een infectie doorloopt (eerste contact met virus), kan het de bovenstaande luchtwegontsteking vertonen. In de meeste gevallen verloopt een volgende EHV-infectie en soms zelfs de eerste infectie, welke een paard meemaakt, geruisloos.

  • Abortus: kan optreden vanaf 2 weken tot 3 maanden na infectie met EHV. Dit contact kan toentertijd zonder echt ziekteverschijnsel geweest zijn. Vijfennegentig procent van de abortusgevallen veroorzaakt door EHV1 treedt op in de laatste vier maanden van de dracht. Meestal betreft het slechts één of enkele merries per bedrijf. Soms verwerpt meer dan 50% van de merries. Wanneer een merrie tegen het einde van de dracht geïnfecteerd wordt, kan het veulen nog levend worden geboren. Deze veulens hebben echter al ernstige schade opgelopen aan de longen en aan de lever en andere organen en bezwijken gewoonlijk in de eerste uren tot dagen van hun leven ten gevolge van bijkomende bacteriële infecties. De abortus vindt vaak explosief plaats zonder “aankondiging”. Meestal komen direct de vruchtvliezen mee. Over het algemeen is de vrucht fris.

In het algemeen leidt een EHV1 abortus niet tot een baarmoeder ontsteking en/of verminderde vruchtbaarheid. Wanneer geen complicaties ontstaan kan de merrie na enkele weken weer worden gedekt of geïnsemineerd.

  • Zenuwstoornissen: Deze treedt op bij dieren van alle leeftijden, maar wordt vooral bij volwassen merries beschreven. Naast sufheid, koorts, dikke benen, waterig snot treedt later een verslapping van de achterhand op. Ook een gevoelloosheid rond de staart en urine incontinentie kunnen een gevolg van de infectie zijn. De prognose van dieren die uiteindelijk weer in de benen komen is vrij goed. De mate van herstel is onvoorspelbaar.

Hoe wordt de diagnose gesteld?

Om vast te stellen of abortus veroorzaakt wordt door EHV, kan verder onderzoek worden verricht. Hierbij is de geaborteerde vrucht het belangrijkste onderzoeksmateriaal. Bij de meeste vruchten wordt geen typisch sectiebeeld gevonden, daarom is laboratoriumonderzoek het belangrijkste onderzoek (Gezondheidsdienst voor Dieren).

Waaruit bestaat de therapie?

  • Ademhalingsstoornissen: koortsremmer, eventueel in combinatie met antibiotica om secundaire bacteriële infecties te vermijden. Verder is 1 à 2 weken rust in een stofvrije en luchtige omgeving aangewezen (weidegang)!
  • Abortus: behandeling is niet noodzakelijk, wel dienen maatregelen getroffen te worden om de verspreiding naar andere drachtige merries te voorkomen.
  • Zenuwstoornissen: hierbij kunnen we enkel symptomatisch behandelen.

Hoe kan rhinopneumonie worden voorkomen?

Vaccinatie

Vaccineren ofwel enten tegen rhinopneumonie, al een discussie sinds de jaren ’40. Ondanks vele verwoede pogingen is men er nog niet in geslaagd een 100% effectief vaccin/entstof te ontwikkelen. Echter regelmatige en frequente vaccinatie tegen de luchtwegvorm van EHV1 en EHV4 zou enige bescherming bieden. Ook zou een systematische intensieve vaccinatie tot een verminderd voorkomen van abortus als gevolg van een EHV1 infectie leiden. Een garantie tegen het optreden van abortus kan niet gegeven worden.

Vaccinatie beschermt tegen de respiratoire symptomen en vermindert de kans op abortus. De bescherming tegen abortus is dus niet volledig. Over het effect van vaccinatie op de preventie van zenuwstoornissen is weinig bekend.

De basisvaccinatie bestaat terug uit twee entingen met 4 tot 6 weken tussentijd en is vanaf een leeftijd van 4 – 6 maand mogelijk (afh. van vaccinatie merrie). Daarna is een 6-maandelijkse hervaccinatie nodig. Drachtige merries worden ter preventie van abortus driemaal (op 5-7-9 maanden) dracht gevaccineerd. Vaccinatie dient ook op bedrijfsniveau (= alle dieren) te gebeuren vanwege het mogelijke besmettingsrisico.

Lees hier meer over vaccineren in de Vaccinatiewijzer paard.

Managementmaatregelen

Nieuwe dieren op het bedrijf worden best een 3-tal weken geïsoleerd van de reeds aanwezige paarden
Het is belangrijk om jonge paarden te scheiden van de drachtige merries. Dit komt omdat jonge dieren zelf veelal weinig last hebben van het virus, maar wel zeer veel virus kunnen verspreiden.
Stress-toestanden (bv. lang transport,…) dienen vermeden te worden aangezien stress kan zorgen voor een reactivatie van het virus (zie verspreiding). Voorkom ook contacten van drachtige merries met nieuwe paarden.

Maatregelen in geval van een uitbraak

  • De geaborteerde vrucht moet onmiddellijk in een lekvrije verpakking verwijderd worden en voor verdere diagnostiek onderzocht worden.
  • Waarschuw uw dierenarts.
  • Isoleer indien mogelijk de-mogelijk-geinfecteerde dieren ruimtelijk van de rest. Laat pas drie weken na het laatste klinische geval toe dat paarden het bedrijf verlaten.
  • Reinig een besmette stal huishoudelijk, verbrand het bodemmateriaal en desinfecteer daarna.
  • Verzorg de geïnfecteerde paarden altijd het laatst.
  • Splits eventueel contactdieren op in kleinere groepen, zodat de schade beperkt blijft bij volgende gevallen.
  • Ga niet slepen met contactdieren, zeker niet in het geval van abortus. Deze dieren zijn waarschijnlijk geïnfecteerd en kunnen het virus weer in hun nieuwe groep introduceren.

Mijn paard heeft een EHV-infectie gehad, is het dier nu beschermd tegen de volgende EHV infectie?

Vier weken nadat een dier in contact is gekomen met EHV zijn er voldoende afweerstoffen tegen EHV gevormd en zijn de dieren dus beschermd. Echter enkele maanden later zijn er te weinig afweerstoffen aanwezig om een volgend EHV contact te pareren. Zodat de dieren weer gevoelig zijn voor een infectie. De ernst van de ziekteverschijnselen zal afnemen naarmate het aantal contacten cq. infecties met het EHV-virus. Maar bij elke infecties zal het dier zelf weer meer EHV-virus verspreiden (via de luchtwegen) zodat andere dieren ook geïnfecteerd kunnen worden.

Er zijn zelfs aanwijzingen dat het virus al die tijd in een dier opgesloten kan zitten en dat door “omstandigheden” het virus weer actief kan worden zodat het dier een soort infectie van zichzelf krijgt. Onder deze “omstandigheden” worden stresssituaties verstaan (transport, operaties, andere ziekte, voerveranderingen, veranderingen in samenstelling van de groep etc.).

Geen reden tot paniek

Het houdt de gemoederen in de paardenwereld flink bezig: rhinopneumonie. De laatste tijd zijn er verschillende uitbraken van dit virus geweest en er vielen daarbij meerdere slachtoffers. Wat houdt het rhinovirus precies in en als paardenliefhebber wil je natuurlijk vooral weten: loopt mijn paard gevaar en moet ik mijn paard laten enten? 

Volgens dierenarts Maarten van Dijck van Dierenartsenpraktijk Horst is er geen reden tot paniek. ,,Rhino sluimert altijd. De ademhalingsvorm, waarbij de paarden hoesten en koorts hebben, komt het meeste voor.” Je kunt volgens Maarten van Dijck maatregelen nemen door de paarden te enten. Dit kan niet tegen de gevreesde neurologische vorm, maar deze variant komt niet vaak voor. Bonpard Resistance en Lysine kunnen de weerstand van uw paard wel ondersteunen.

Vragen over de Rhinopneumonie?

Maarten van Dijck paarden dierenarts

Neem gerust contact met ons op,

Drs. Maarten van Dijck
Dierenartsenpraktijk Horst
Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl