Wanneer de teef geen duidelijke loopsheidverschijnselen vertoont, wordt gesproken van een stille loopsheid. Het grootste probleem is dat de eigenaar niet tijdig opmerkt dat de teef loops is, omdat ze geen bloederige uitvloeiing vertoont, hoogstens een zeer geringe witte of kleurloze afscheiding en matige vulvazwelling. Vaak worden deze teven dan ook te laat voor dekking aangeboden. De oorzaak is onbekend. Het is belangrijk om regelmatig te kijken of er vulvazwelling optreedt en hoe de interactie tussen teef en reu verloopt. Het juiste dekmoment kan vastgesteld worden door bepaling van het progesterongehalte in het bloed.
Gespleten loopsheid (split-heat)
Bij de gespleten loopsheid stopt de loopsheid na enkele dagen en start over het algemeen weer na enkele dagen tot weken. De eierstokken beginnen wel met productie van oestrogenen, maar komen in afwezigheid van een LH-piek niet tot een eisprong. De uitvloeiing wordt bruin en neemt af. Het progesteron zal dan ook laag blijven. Wanneer de loopsheid weer op gang komt, volgt meestal een normale loopsheid met eisprong. Het vaststellen van het optimale dekmoment is zonder progesteron bepalingen dan erg lastig. Sommige teven laten zich namelijk ook gewoon dekken wanneer er geen eisprong heeft plaatsgevonden. De gespleten loopsheid wordt met name gezien bij jonge teven, maar soms ook bij teven die juist al ouder zijn. Het is geen ernstige afwijking en wordt regelmatig waargenomen. Een therapie is normaliter niet nodig.
Persisterende pro-oestrus
Wanneer binnen 25 dagen na start van de loopsheid nog geen eisprong heeft plaatsgevonden, word gesproken van een persisterende pro-oestrus. De teef kan zelfs gedurende 6-8 weken loops blijven met alle uitwendige kenmerken die passen bij de pro-oestrus, zonder dat de loopsheid ‘doorzet’ naar de oestrus. De progesteronconcentratie zal in dit geval laag blijven. Het wordt relatief vaak gezien bij jonge honden tijdens de eerste, soms tweede, loopsheid. Meestal zijn follikelcystes (cystes in de eierstokken) de oorzaak, maar ook tumoren of andere afwijkingen komen voor. Door middel van lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek en echografie is het mogelijk de diagnose te stellen. Ten einde de eisprong te stimuleren, kan een medicamenteuze therapie worden ingesteld.
Abnormaal verlengde anoestrus
Een teef die nog nooit loops is geweest op 18 maanden leeftijd of een teef met een interval tussen twee loopsheden langer dan 12 maanden of het dubbele van wat gebruikelijk is, lijdt aan een verlengde anoestrus. De oorzaak kan liggen bij verschillende aandoeningen, medicijngebruik, een stille loopsheid, maar ook een slechte waarneming van de loopsheid door de eigenaar. Door middel van lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek en echografie is het vaak mogelijk de diagnose te stellen.
Na de geboorte moeten de pups worden nagekeken op afwijkingen, zoals een open gehemelte, afwijkend aantal tenen en een knikstaart. Sommige aandoeningen worden pas na enkele weken duidelijk. Een voorbeeld is het ‘zwemmerssyndroom’ waarbij pups vanaf 2-3 weken hun poten niet goed onder hun lijf kunnen krijgen. Ze kunnen dan niet goed lopen en maken een soort ‘zwemmende’ beweging met hun poten. In sommige gevallen is de borstkas afgeplat en is er onvoldoende ruimte voor de longen. Oorzaken kunnen zijn: een te gladde vloer, te zware pups en een erfelijke afwijking van het borstbeen. Therapie bestaat uit een goede ondergrond, het bij elkaar binden van de poten en fysiotherapie.
Diarree
Bij diarree is de ontlasting van de pups te waterig. Het komt vaak voor en kan heel ernstig zijn. Omdat pups nog geen volledig ontwikkeld afweersysteem hebben en snel uitgedroogd kunnen raken, is het belangrijk op tijd contact op te nemen met de dierenarts. De meest voorkomende oorzaken van diarree bij pups zijn gerelateerd aan de voeding of infectieus. In alle gevallen is een goede hygiëne belangrijk. Wanneer de diarree niet op tijd behandeld wordt, kan dit leiden tot invaginatie van de darmen. Hierbij schuift de darmwand in elkaar en kan ernstige schade ontstaan.
Voedingsgerelateerde oorzaken zijn bijvoorbeeld: te veel of te vette melk van de teef, verandering van voedsel en uitscheiding van medicijnen of andere stoffen via de melk.
De infecties worden ingedeeld in virussen, bacteriën en parasieten. Het parvovirus is erg berucht en heeft in de meeste gevallen een dodelijke afloop. Gelukkig kunnen we de teef goed vaccineren tegen parvo en kunnen we hygiënische maatregelen treffen om het optreden van parvo te voorkomen. Helaas worden niet alle honden goed gevaccineerd en komt deze ziekte vooral voor bij pups die vanuit het buitenland naar Nederland komen. Dit onderstreept des te meer het belang van een goed vaccinatieschema. Parasitaire infecties kunnen komen door wormen, giardia of coccidiose. Door middel van ontlastingsonderzoek op ontlasting van 3 opeenvolgende dagen kunnen deze infecties gediagnosticeerd worden. Zorgvuldige ontworming van pups is belangrijk ter voorkoming.
Canine herpesvirus
De meeste honden worden tijdens hun leven besmet met het canine herpesvirus (CHV) zonder dat je hier iets van merkt. Dit komt door direct contact met slijmvliezen van besmette honden, bijvoorbeeld tijdens de dekking. Tijdens de dracht en na de geboorte heeft de teef een verminderde weerstand en kan het virus actief worden. Het kan leiden tot vruchtbaarheidsproblemen, kleine nesten of embryonale sterfte. Daarnaast kan het leiden tot sterfte van pups. Pups raken besmet door direct contact met de slijmvliezen of uitvloeiing van het moederdier. Dit kan dus al tijdens de uitdrijving in het geboortekanaal plaatsvinden, maar ook later in het nest. Pups tot een leeftijd van twee weken zijn het gevoeligst voor de ziekte. De eerste verschijnselen worden meestal gezien bij pups van 1 week oud. Vaak hebben de pups het in het begin heel goed gedaan en stoppen dan ineens met drinken en worden lusteloos. Verder worden benauwdheid, braken, diarree, neusuitvloeiing en een pijnlijke buik gezien. De pups gaan schreeuwen en kunnen neurologische afwijkingen vertonen. Veelal leidt dit tot sterfte. Wanneer oudere pups geïnfecteerd worden, leidt dit meestal niet meer tot sterfte. De definitieve diagnose wordt gesteld door overleden pups te onderzoeken met sectie.
De therapie bestaat uit ondersteunende maatregelen om de lichaamstemperatuur en vochtbalans van de pups op peil te houden. Gezien de besmettelijkheid dienen de teef en pups apart gehouden te worden van andere honden.
Ter voorkoming bestaat de mogelijkheid om de teef preventief te vaccineren tegen canine herpesvirus. Het doel is om pupsterfte te voorkomen door de hoeveelheid afweerstoffen in de melk van de teef te verhogen. Opname van voldoende biest na de geboorte is dan van belang. Dierenartsenpraktijk Horst gebruikt het vaccin van Merial, Eurican® Herpes 205. De teef dient tweemaal gevaccineerd te worden. De eerste keer tijdens de loopsheid ofwel 7-10 dagen na dekking. De tweede keer 1-2 weken voor de verwachte werpdatum. De teef moet iedere dracht opnieuw volgens hetzelfde schema worden gevaccineerd.
In de volksmond wordt gesproken van ‘sterilisatie’ van teven en ‘castratie’ bij reuen. In feite worden beide ingrepen ‘castratie’ genoemd, omdat hierbij een deel van het geslachtsorgaan verwijderd wordt. In onderstaande teksten zal dan ook gesproken worden van ‘castratie’ van de teef.
Wat is stille loopsheid?
Wanneer de teef geen duidelijke loopsheidverschijnselen vertoont, wordt gesproken van een stille loopsheid. De oorzaak is onbekend. Het is belangrijk om regelmatig te kijken of er vulvazwelling optreedt en hoe de interactie tussen teef en reu verloopt. Op zich kan een stille loopsheid geen kwaad voor de teef.
Kan een hond loops zijn zonder bloedverlies?
Ja, een teef kan loops zijn zonder dat we bloedverlies zien. Bijvoorbeeld bij een stille loopsheid. U leest hier meer over een afwijkende cyclus van de teef.
Kan een hond afscheiding hebben?
Jazeker, afscheiding komt relatief vaak voor bij teven. Uitvloeiing (afscheiding) uit de vulva kan normaal zijn, zoals tijdens de loopsheid en tot 3 weken na de geboorte. Ook kunnen afwijkingen aanwezig zijn eierstokken, baarmoeder, vagina of urinewegen. Bij jonge teven die nog niet loops geweest zijn, komt vaak een ‘puppy vaginitis’ voor. Hierbij wordt wat witgele uitvloeiing uit de vulva gezien die veelal zal verdwijnen na de eerste loopsheid. Bij vaginale uitvloeiing is het belangrijk om door de dierenarts te laten beoordelen of geen sprake is van baarmoederontsteking, tumoren of andere afwijkingen.
Pyometra (baarmoederontsteking)
Intacte (niet gecastreerde) teven kunnen onder invloed van herhaalde blootstelling aan het hormoon progesteron cysteuze afwijkingen van de baarmoeder ontwikkelen. Hierdoor wordt de baarmoeder vatbaarder voor infecties en kan een baarmoederontsteking ontstaan waarbij pus in de baarmoeder ophoopt. Het is een levensbedreigende aandoening die vaak bij oudere teven voorkomt in de eerste drie maanden na de loopsheid. De kans op baarmoederontsteking is ongeveer 20% (1 op de 5 teven). Het kan echter ook bij jonge teven voorkomen. Castratie van de teef voorkomt deze aandoening.
Een baarmoederontsteking wordt veelal gekenmerkt door witte/gele/groene afscheiding uit de vulva en de teef likt er regelmatig aan. Als de baarmoedermond gesloten is, zal echter geen of weinig uitvloeiing uit de vulva te zien zijn. Ook kan ze meer drinken en plassen, buikpijn hebben, een dikkere buik krijgen, braken, koorts hebben en algemeen ziek zijn. De nieren kunnen ernstig worden aangetast en het kan leiden tot een buikvliesontsteking (peritonitis). Binnen enkele uren kan de teef doodziek zijn en zelfs sterven als gevolg van de toxines (gifstoffen) die zich ophopen.
De diagnose wordt gesteld door lichamelijk onderzoek van de teef, aangevuld met röntgenfoto’s of echografie van de baarmoeder en/of bloedonderzoek. Therapie bestaat bij voorkeur uit snel chirurgisch ingrijpen, waarbij zowel de baarmoeder als eierstokken worden weggehaald. Vaak zal de teef gestabiliseerd worden met een infuus en nabehandeld worden met antibioticum. Bij zeer waardevolle fokteven wordt soms overwegen niet chirurgisch in te grijpen, maar volgens een intensief protocol met verschillende medicijnen te behandelen. Het succespercentage is minder hoog en men neemt hiermee een risico voor de gezondheid van de teef zonder garantie op vruchtbaarheid.
Puerperale eclampsie (hypocalcemie na de geboorte)
Tijdens de dracht, maar met name tijdens de zoogperiode, zal de teef veel calcium afgeven aan de pups. Hierdoor kan een tekort aan calcium bij de teef ontstaan. Dit zien we vooral tussen de 1e-5e week na de geboorte bij honden van kleine rassen. Verschijnselen zijn bijvoorbeeld: afname melkgift, minder belangstelling voor de pups, onrustig/opgewonden/nerveus gedrag, angstig en paniekerig gedrag, hijgen, speekselen en soms braken en diarree. Daarna ziet men spiertrillingen- en krampen, waggelende gang, stijfheid en omvallen. Tenslotte kunnen epileptiforme aanvallen en een hoge lichaamstemperatuur voorkomen.
Zonder behandeling is het een levensbedreigende aandoening. De teef kan na 8-12 uur sterven. Met tijdige behandeling met onder meer injecties calcium is de prognose goed.
Om het ontstaan van hypocalcemie te voorkomen, is het aan te bevelen bij gepredisponeerde honden tijdens de tweede helft van de dracht en tijdens de zoogperiode voeding voor de ‘jonge’ hond te geven. Hier zit voldoende calcium, fosfor en vitamine D in, in de juiste verhouding. Dien tijdens de dracht geen extra calcium toe, want dit kan averechts werken.
Mastitis (melkklierontsteking)
Bij de teef kunnen met name in de zoogperiode een of meerdere melkklierpakketten ontstoken raken. De ontstoken melkklier is hard, pijnlijk, warm en gezwollen. De melk is abnormaal van kleur en dikte. De teef zelf kan koorts en een verminderde eetlust hebben. De therapie bestaat uit antibioticum, ontstekingsremmers en kompressen. De pups kunnen het beste bij de moeder worden gelaten, omdat anders melkstuwing kan optreden en de kans bestaat dat de ontsteking zich verder gaat uitbreiden.
Melkkliertumoren
Melkkliertumoren zijn veelvoorkomende tumoren. Ze komen vooral voor bij oudere teven die niet of pas op laterale leeftijd gecastreerd zijn. De kans is ruim 10%. Dit komt door de invloed van progesteron. Castratie van teven op jonge leeftijd (voor de 2e loopsheid) leidt tot een sterk verminderde kans op de ontwikkeling van melkkliertumoren ten opzichte van intacte teven.
De melkkliertumoren kunnen in een of meerdere pakketten voorkomen en voelen aan als knobbeltjes of een zwelling. Ze kunnen zowel goed- als kwaadaardig zijn en erg groot worden of gaan ontsteken. Definitieve diagnose kan pas gesteld worden door weefselonderzoek na verwijdering van de melkklier. Voorafgaand aan de operatie is het verstandig te onderzoeken of er uitzaaiingen aanwezig zijn door middel van röntgenfoto’s van de longen. Afhankelijk van de situatie kunnen operatief een of meerdere melkklieren worden weggenomen. Gelijktijdige castratie van de teef kan de groei van nieuwe tumoren in enkele gevallen remmen.
Abortus/vroeggeboorte
Verschillende oorzaken voor abortus of vroeggeboorte zijn: erfelijke afwijkingen, infecties, ziekte van de teef, medicijnen en een te laag progesterongehalte. Indien sprake is van abortus of vroeggeboorte (voor 58 dagen dracht), kunnen de vruchten en nageboorte worden ingestuurd voor onderzoek naar mogelijke oorzaken.
Wanneer een teef herhaaldelijk aborteert in een laat stadium van de dracht van ogenschijnlijk normale pups, moet aan een te laag progesterongehalte gedacht worden. Tijdens de dracht kan dan door middel van bloedonderzoek het progesterongehalte in de gaten worden gehouden. Met behulp van de Immulite® apparatuur bij Dierenartsenpraktijk Horst kan deze bepaling nauwkeurig worden gedaan. Als het progesterongehalte onder een bepaalde waarde daalt, kan progesteron gesupplementeerd worden.
Cryptorchidie, een erfelijke aandoeningen waarbij een of beide testikels niet zijn ingedaald, komt bij alle hondenrassen voor. Normaal verplaatsen de testikels van de reu zich in de eerste paar levensweken van de pup vanuit de buikholte via het lieskanaal naar de balzak (scrotum). Als een of beide testikels op een leeftijd van 6 maanden nog niet in het scrotum aanwezig is, dan is dat afwijkend en spreken we van cryptorchidie. De testikel kan zich in de buikholte of tussen het lieskanaal en het scrotum bevinden.
Omdat het een erfelijke aandoening is, worden dieren met cryptorchidie uitgesloten van de fokkerij. Ook teefjes uit hetzelfde nest kunnen uit dit oogpunt beter niet worden ingezet voor de fokkerij. Als een of beide testikels in de buik zijn achtergebleven, kan het raadzaam zijn om de reu te castreren. Bij Dierenartsenpraktijk Horst wordt dat meestal met een kijkoperatie (laparoscopie) gedaan. Een testikel die in de buik zit, heeft een grotere kans om zich te gaan ontaarden tot een testikeltumor. Omdat van buitenaf de grootte en hardheid van de testikel dan niet te beoordelen zijn, wordt dit vaak pas in een (te) laat stadium ontdekt.
Er wordt wel eens beschreven dat bepaalde medicijnen het afdalen van de testikels kunnen bevorderen. De resultaten zijn echter zeer twijfelachtig. Daarnaast is het vanwege het erfelijke karakter onverstandig met deze dieren te fokken.
Testikelafwijkingen
Er bestaan verschillende afwijkingen aan testikels en/of bijbal, die kunnen leiden tot verminderde vruchtbaarheid. Voorbeelden zijn ontstekingen, verdraaiingen van de zaadstreng en testikeltumoren. Bij afwijkingen van de grootte, vorm of hardheid van de testikel(s) of wanneer de reu niet wil dekken dient deze verder te worden onderzocht. Echografie, biopten en sperma onderzoek behoren tot de mogelijkheden. De therapie bestaat vaak uit castratie. Bij waardevolle dekreuen kan in sommige gevallen overwogen worden slechts een testikel te verwijderen (onvolledige castratie).
Ontstekingen van testikel of bijbal komen vooral voor bij jonge reuen en kunnen erg pijnlijk zijn. Mogelijke oorzaken zijn infecties en auto-immuunstoornissen, waarbij het lichaam zelf afweerstoffen maakt tegen de testikelcellen.
Bij een verdraaiing van de zaadstreng wordt de bloedvoorziening van de testikels ernstig verstoord. De testikels zwellen op en zijn erg pijnlijk. Dit kan ook voorkomen wanneer de testikel niet goed ingedaald is en zich nog in de buik bevindt. Bij een cryptorche reu met acute buikpijn dient hier dan ook altijd aan gedacht te worden.
Testikeltumoren zijn de op een na meest voorkomende type tumoren bij de reu. Ze komen vooral voor bij oudere honden vanaf 7 jaar leeftijd. De tumoren gaan uit van een of beide testikels en kunnen hormonen produceren. Meestal is een afwijkende grootte van de testikel(s) het enige symptoom. Bij hormoon producerende tumoren kunnen daarnaast nog andere symptomen gezien worden. Om de kans op uitzaaiingen te verkleinen, wordt geadviseerd de reu op korte termijn te castreren. De prognose is meestal gunstig.
Prostaatproblemen
Afwijkingen aan de prostaat komen veelvuldig voor. De prostaat zorgt voor productie van prostaatvloeistof onder invloed van testosteron. De prostaatvloeistof is een belangrijke component van het sperma. Afwijkingen kunnen dan ook leiden tot een verminderde vruchtbaarheid. De meest voorkomende afwijking van de prostaat is een goedaardige vergroting van de prostaat bij ongecastreerde reuen. Daarnaast komen ook ontstekingen, cystes en tumoren voor. Afwijkingen kunnen leiden tot problemen bij het urineren, (bloederig) urineverlies, pijnklachten en problemen met ontlasten. Onderzoek bestaat uit het betasten van de prostaat (met manueel onderzoek via het rectum), eventueel aangevuld met echografie, biopten, onderzoek van de prostaatvloeistof en bloedonderzoek.
Goedaardige vergroting van de prostaat (benigne prostaat hypertrofie of BPH) komt vaak voor bij niet gecastreerde (intacte) reuen en wordt meestal gezien vanaf 8 jaar leeftijd. Het ontstaat onder invloed van de langdurige aanwezigheid van het hormoon testosteron. Therapie bestaat bij voorkeur uit castratie, waarna de klachten een tot enkele weken zullen verdwijnen. Bij waardevolle fokreuen kan een behandeling met medicijnen worden overwogen.
Naast een goedaardige vergroting, kan ook een tumoreuze ontaarding van de prostaat voorkomen. Hieraan moet zeker gedacht worden bij een vergroting van de prostaat bij een gecastreerde reu. Prostaattumoren zijn veelal kwaadaardig en zaaien snel uit. Therapie is niet altijd mogelijk en goede diagnosestelling is dan ook van belang.
Ontstekingen en infecties kunnen ook voorkomen. Therapie kan bestaan uit medicatie (antibioticum). Vaak is een onderliggende aandoening aanwezig en dient deze ook behandeld te worden. Wanneer sprake is van abcessen of cystes (holtes met vocht) is aanvullend chirurgisch ingrijpen veelal gewenst.
Voorhuidontsteking
Bijna alle intacte (niet gecastreerde) reuen hebben een ontsteking van de voorhuid. In de volksmond wordt dit ook wel ‘puspiemel’ genoemd. Dit kan al op jonge leeftijd gezien worden, zodra ze hormonaal actief worden. De reu verliest dan druppeltjes gele/groene pus uit zijn geslachtsopening. Vaak worden deze rond de voorhuid gezien en de reu likt er regelmatig aan. De reu zelf heeft er vaak weinig hinder van, maar de pusdruppels komen in de omgeving terecht en geven vlekken. De oorzaak is een bacteriële infectie van het slijmvlies van de voorhuid, onder andere door de invloed van testosteron. Daarnaast kunnen verwondingen en afwijkingen aan de huid, het slijmvlies of penis als onderliggende oorzaak aanwezig zijn. De dierenarts zal dit beoordelen.
Voorhuidontsteking leidt doorgaans niet tot verminderde vruchtbaarheid. Een therapie zal worden ingesteld als de reu of de omgeving ongemak ondervinden. Behandeling bestaat uit het regelmatig schoonmaken en spoelen van de voorhuid met Prepusol, een speciale vloeistof. In dit filmpje, legt onze dierenarts uit hoe dit werkt.
Na het stoppen van de behandeling zal de infectie vroeg of laat weer terugkeren. Castratie, chirurgisch of met een implantaat, zal in 80-100% van de gevallen definitief tot vermindering of stoppen van de uitvloeiing leiden.
Ovariële cysten zijn met vocht gevulde holtes op de eierstokken. Deze kunnen soms wel 10 cm groot worden. Ze komen zeer vaak voor bij vrouwelijke cavia’s vanaf ongeveer 2 jaar leeftijd.
Wat zijn de symptomen?
Veel cavia’s hebben geen symptomen. Ook kunnen ze vage klachten hebben doordat de cysten heel groot kunnen worden en op de organen kunnen drukken. Symptomen zijn bijvoorbeeld: minder/niet eten, tekenen van pijn, stiller zitten, dikkere buik en problemen met de ademhaling of spijsvertering. Soms kunnen de cysten hormonen produceren, wat kan leiden tot symmetrische kaalheid op de flanken en ander gedrag. Soms wordt bloed in de urine gezien.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
De dierenarts zal de cysten vaak kunnen voelen met lichamelijk onderzoek. Met echografie kan dit bevestigd worden.
Waaruit bestaat de behandeling?
Bij voorkeur worden de eierstokken en eventueel de baarmoeder met een operatie verwijderd. Hierbij is wel een operatierisico aanwezig. Ook kunnen de cystes soms worden leeggezogen met een naald, de kans dat de cystes terugkeren is dan zeer groot.
Hoe kunnen ovariële cystes voorkomen worden?
Sterilisatie van de vrouwelijke cavia voorkomt dat ovariële cysten kunnen ontstaan. Dit wordt echter niet standaard gedaan! De sterilisatie is bij een cavia namelijk een zware operatie met een vrij grote kans op complicaties. Deze wordt dan ook enkel uitgevoerd indien er al sprake is van ovariële cysten of baarmoederproblemen.
Met castratie kan onderlinge agressie worden voorkomen. Ook is er dan geen kans meer op ongewenste nakomelingen. Denk eraan dat mannelijke cavia’s al vanaf 4 weken leeftijd vruchtbaar kunnen zijn! Castratie kan vanaf 4 maanden leeftijd. Na castratie kunnen de mannetjes nog gedurende 6 weken vruchtbaar zijn! Houd cavia’s dus nog enkele weken apart om te voorkomen dat ze zich alsnog voortplanten.
Algemene informatie over narcose en operatie
Een cavia mag beslist nooit vasten voor een operatie! Dit kan zorgen voor stilliggende darmen en dat is een levensgevaarlijke situatie. Een cavia moet altijd voedsel in de darmen hebben. Dus het is goed om de cavia gewoon voor de operatie te laten eten, en tot het allerlaatst hooi tot zijn beschikking te geven. Na de operatie moet de cavia in een warme omgeving bijkomen, dus op een warmtematje, of onder een warmtelamp.
Een cavia die onder narcose is geweest kan zichzelf moeilijk warm houden. Houd de cavia dus binnenshuis. Nog een reden om de cavia in de huiskamer te houden is dat je zo goed kunt opletten of zij/hij weer gaat eten en drinken. Dit moet dezelfde dag nog het geval zijn. Het is zaak dat een cavia binnen 12 uur na de operatie weer gaat eten. Een cavia die langer dan 12 uur geen voedsel in de darmen krijgt, raakt in de problemen.
Regelmatig eten
Het is het beste om regelmatig voedsel aan te bieden. Groenvoer smaakt een zieke cavia meestal beter dan droogvoer. Zorg dat eten en water in de buurt staan. Als de cavia 12 uur na de operatie nog niet eet, ook geen groenvoer of hooi, moet het gedwangvoerd worden. Dit kan bijvoorbeeld met Critical Care®.
Een cavia zonder pijn zal eerder weer gaan eten, en snel helemaal opknappen. Informeer dus bij de dierenarts of er een pijnstiller gegeven is, en vraag een extra pijnstiller mee naar huis. Pijnbestrijding bij een cavia is heel erg belangrijk, steeds meer dierenartsen komen gelukkig tot dit besef.
Konijnen horen een slank en gespierd lichaam te hebben. De meeste konijnen zijn helaas te dik omdat ze te veel of te calorierijk voedsel krijgen. Ook te weinig lichaamsbeweging kan een rol spelen. De meeste konijnen krijgen te veel droogvoer en te weinig hooi en groenvoer. Dit kan gebits- en gezondheidsproblemen veroorzaken.
Wat eet een konijn?
Onbeperkt hooi
Een konijn moet dag en nacht over vers hooi kunnen beschikken. Dit is het belangrijkste onderdeel van het dieet. Het antwoord op de vraag wat een konijn eet is dus: hooi. Daarbij wordt er ook droogvoer door een konijn gegeten, maar dit is veel minder belangrijk.
Droogvoer
Dit is het minst belangrijke onderdeel van de voeding van het konijn.
Nadelen van droogvoer Droogvoer is erg calorierijk en zorgt al snel voor zwaarlijvigheid. Daarnaast bevatten veel merken erg veel calcium, waardoor blaasstenen kunnen ontstaan. En veel eiwit zorgt ervoor dat konijnen hun blindedarmkeutels (nachtkeutels) niet meer opeten, met plakpoep tot gevolg. Te weinig vezels zorgen voor een te trage darmwerking, waardoor haarballen kunnen ontstaan.
Welk droogvoer is geschikt? Het beste kunnen uitsluitend groene korrels (biks) gevoerd worden, zodat het konijn alle essentiële voedingsstoffen binnenkrijgt. Uit gemengd voer pikt een konijn graag de lekkere dingen en laat de groene korrels liggen, waardoor tekorten kunnen ontstaan. Een goed voer met veel vezels is Supreme Science Selective en ook het voer van de Dierenbescherming: Best Life konijnenvoer.
Hoeveelheid Een konijn jonger dan 7 maanden mag zoveel droogvoer eten als hij wil.
Konijnen ouder dan 7 maanden mogen maximaal 25 gram per kilogram lichaamsgewicht per dag, verdeeld over ’s morgens en ’s avonds. Dit lijkt heel weinig, maar is meer dan voldoende voor een gemiddeld konijn.
Wat mag een konijn eten?
Groente en gras Zoals bekend hebben konijnen een zeer gevoelig darmstelsel. Als daar wat mis mee is, worden ze onmiddellijk ziek. Konijnen bouwen hun darmflora op door het soort voedsel wat ze krijgen. In de darmen bevinden zich nuttige bacteriën, die nodig zijn om het voedsel af te breken. Als je een konijn nieuw voedsel geeft, moeten daar dus bacteriën voor gevormd worden. Geef je teveel nieuw voedsel ineens, dan zijn daar nog niet voldoende bacteriën voor gevormd en raakt je konijn aan de diarree. Een konijn mag dus niet alles zomaar eten.
Het wennen kan door de eerste dag 1 soort groente ter grootte van 1-2 cm te geven. Als de dag erna de keutels mooi droog zijn, mag de dubbele hoeveelheid gegeven worden. Wacht dan weer een dag en eventueel kan dan een klein stukje van een andere groente gegeven worden. Bouw dit op deze manier steeds langzaam op. Worden de keutels zacht en/of nat, stop dan met de laatst gegeven groente/hoeveelheid. Een richtlijn voor de uiteindelijke hoeveelheid is ongeveer 50-100 gram verse groente per kilogram lichaamsgewicht per dag.
Geschikte groenten (het beste is om te variëren) Boerenkool, paksoi, andijvie, broccoli, bleekselderij, romeinse sla, basilicum, waterkers, wortel + loof, witlof, paardenbloemblad, zuring (zeer beperkt), weegbree. Voor erbij een takje peterselie of selderie.
Fruit Ook fruit moet langzaam opgebouwd worden om diarree te voorkomen. Het bevat een hoog suikergehalte en mag dus slechts in kleine hoeveelheden gegeven worden. In principe mogen alle soorten fruit gegeven worden, zolang de pitten verwijderd zijn.
Wat mag een konijn niet eten?
Groenten die niet gegeven mogen worden Bieslook, prei, uit, knoflook, alle soorten bonen en erwten, rabarber, vaste koolsoorten (kans op gasvorming!), aardappelen en aardappelschillen, mais, spruitjes. Klaver, nat gras en gemaaid gras zijn ook niet goed, omdat dit kan gisten.
Water
Voldoende inname van water (door drinken of groenvoer) is belangrijk voor een goede darmwerking en gezonde blaas.
Andere konijnenweetjes over voeding
Een knaag- of liksteen kan beter niet gegeven worden aan een konijn. Het gebit van een konijn slijpt zichzelf tijdens het eten en het knagen is hiervoor niet nodig. Knaagstenen bevatten veel calcium. Dit komt rechtstreeks in de blaas en zorgt daar voor problemen.
Konijnensnoepjes en sticks bevatten veel suikers en kunnen zorgen voor een verstoorde darmwerking, deze kunnen beter niet gegeven worden.
Een konijn dat te energierijk voer krijgt, eet de blindedarmkeutels vaak niet op of kán deze gewoon niet eten omdat het te dik is. De keutels kunnen rond de anus blijven plakken. In de zomermaanden komen hier vliegen op af die eitjes leggen. De maden uit die eitjes eten zich bij het konijn naar binnen! Het is dus belangrijk om het konijn goed schoon te houden en de voeding te optimaliseren.
Als een konijn langzamer gaat eten, minder gaat eten, natte mondhoeken heeft, kwijlt stiller/rustiger wordt of vermagert, kan er een probleem zijn met het gebit. De tanden van een konijn groeien levenslang door met wel 1-2 mm per week! Als het gebit niet goed afslijt, kunnen de snijtanden te lang worden of haken op de kiezen ontstaan. Dit moet bij de dierenarts behandeld worden.
Net zoals mensen, krijgen honden en katten met bepaalde aandoeningen ook in veel gevallen een aangepast dieet voorgeschreven. Bijvoorbeeld bij maag of darm klachten kan speciaal voer worden aangeraden. Dat voer bevat minder vet om braken en diarree te voorkomen en is eventueel extra licht verteerbaar. Maar in sommige gevallen wordt juist voer voorgeschreven met extra vezels om de darmbeweging op gang te brengen en persen te voorkomen.
Darmklachten herkent u onder meer aan 1 of meer van de volgende symptomen: braken, diarree, bloed of slijm bij de ontlasting, persen bij de ontlasting, gewichtsverlies, abnormale grote of juist kleine eetlust en pijnlijke of gespannen buik. Vaak zijn de lichamelijke symptomen al voldoende om een diagnose te stellen. In sommige gevallen is verder onderzoek nodig zoals bloed- en ontlasting onderzoek of röntgenfoto’s
Ook bij lever-, blaas- of nieraandoeningen, suikerziekte en hyperthyreoidie (te snelle schildklierwerking) wordt vaak aangepast voer voorgeschreven. En ook bij sommige huidaandoeningen kan een aangepast dieet veel effect hebben.
Voeding bij overgewicht
Maar de meeste van u zullen bij een dieet toch in eerste instantie denken aan overgewicht. Uit onderzoek blijkt dat 50% van de honden en katten een overgewicht heeft. Gewichtstoename van huisdieren is vaak, net als bij ons, een combinatie van teveel eten en te weinig bewegen. Daarnaast hebben dieren die zijn gesteriliseerd meer kans op overgewicht omdat hun stofwisseling is veranderd. En oudere dieren bewegen vaak minder en hebben daarom ook minder calorieën nodig.
Net zoals mensen, krijgen honden en katten met bepaalde aandoeningen ook in veel gevallen een aangepast dieet voorgeschreven. Bijvoorbeeld bij maag of darm klachten kan speciaal voer worden aangeraden. Dat voer bevat minder vet om braken en diarree te voorkomen en is eventueel extra licht verteerbaar. Maar in sommige gevallen wordt juist voer voorgeschreven met extra vezels om de darmbeweging op gang te brengen en persen te voorkomen.
Darm-, lever, nier- en huidklachten
Darmklachten herkent u onder meer aan 1 of meer van de volgende symptomen: braken, diarree, bloed of slijm bij de ontlasting, persen bij de ontlasting, gewichtsverlies, abnormale grote of juist kleine eetlust en pijnlijke of gespannen buik. Vaak zijn de lichamelijke symptomen al voldoende om een diagnose te stellen. In sommige gevallen is verder onderzoek nodig zoals bloed- en ontlasting onderzoek of röntgenfoto’s.
Ook bij lever- of nieraandoeningen wordt vaak aangepast voer voorgeschreven dat de lever of nieren ontziet. En ook bij sommige huidaandoeningen kan een aangepast dieet veel effect hebben.
Dieet bij overgewicht huisdier
Maar de meeste van u zullen bij een dieet toch in eerste instantie denken aan overgewicht. Uit onderzoek blijkt dat 50% van de honden en katten een overgewicht heeft. Gewichtstoename van huisdieren is vaak, net als bij ons, een combinatie van teveel eten en te weinig bewegen. Daarnaast hebben dieren die zijn gesteriliseerd meer kans op overgewicht omdat hun stofwisseling is veranderd. En oudere dieren bewegen vaak minder en hebben daarom ook minder calorieën nodig.
Kunt u de ribben voelen?
Als u de ribben goed kunt voelen onder een dun vetlaagje dan is er sprake van een optimaal gewicht. Zijn de ribben moeilijk te voelen onder een dikke laag vet dan is er sprake van zwaarlijvigheid. En dat is reden om actie te ondernemen. Want een te zwaar huisdier heeft een sterk verhoogd risico voor een groot aantal aandoeningen zoals suikerziekte, hartaandoeningen, huidklachten, ademhalingsmoeilijkheden en gewrichtsontstekingen.
Meer beweging en minder voer
Begin in elk geval met meer te bewegen en minder te voeren. En beloon uw huisdier met een spelletje of een aai in plaats van lekkere calorierijke hapjes. U kunt ook overstappen op een speciaal dieetvoer. Dat voer is caloriearm en vezelrijk, zodat uw hond of kat afvalt en zich toch verzadigd voelt. En tot slot kunt u bij uw dierenarts een speciaal en gratis afslank-programma volgen. Uw hond of kat wordt dan regelmatig gecontroleerd op gewicht en conditie en u krijgt advies over de voeding.