Rhinopneumonie paard

Het begrip rhinopneumonie wordt gebruikt bij drie verschillende ziektebeelden, te weten luchtwegproblemen, verlammingsverschijnselen en abortus (verwerpen). De oorzaak voor deze verschijnselen zijn twee verschillende virussen (geen bacteriën). Namelijk het EHV1- en EHV4 (EHV staat voor Equine Herpes Virus) virus. Alle leeftijdsgroepen zijn gevoelig, hoewel men de luchtwegproblemen het meest bij veulens en jaarlingen aantreft.

Het blijkt dat 100% van alle manegepaarden ooit in contact is gekomen met EHV. Zelfs bij een groep die relatief weinig contacten had (een groep pony fok merries) bleek 54% van de dieren in contact te zijn geweest met EHV.

Stress

De infectie vindt plaats via de lucht, direct contact met geïnfecteerde paarden of contact met geaborteerd materiaal. De uitscheiding van het virus vindt tot 2 weken na de infectie plaats. Doordat herpesvirussen na infectie latent aanwezig (=soort van slaaptoestand) blijven, kunnen allerlei stress-situaties een (veelal mildere) heropflakkering van de aandoening geven.

Wat zijn de symptomen?

  • Ademhalingsstoornissen: komen het meest voor, kan onopgemerkt voorbij gaan, wordt meestal veroorzaakt door EHV-4. Hoge koorts, verminderde eetlust, hoest, waterige neusvloei, roodheid van de neusslijmhuid en eventueel zwelling van de keelklieren zijn hierbij het meest voorkomend. Indien een dier, vaak een ouder veulen of jaarling, voor de eerste maal een infectie doorloopt (eerste contact met virus), kan het de bovenstaande luchtwegontsteking vertonen. In de meeste gevallen verloopt een volgende EHV-infectie en soms zelfs de eerste infectie, welke een paard meemaakt, geruisloos.

  • Abortus: kan optreden vanaf 2 weken tot 3 maanden na infectie met EHV. Dit contact kan toentertijd zonder echt ziekteverschijnsel geweest zijn. Vijfennegentig procent van de abortusgevallen veroorzaakt door EHV1 treedt op in de laatste vier maanden van de dracht. Meestal betreft het slechts één of enkele merries per bedrijf. Soms verwerpt meer dan 50% van de merries. Wanneer een merrie tegen het einde van de dracht geïnfecteerd wordt, kan het veulen nog levend worden geboren. Deze veulens hebben echter al ernstige schade opgelopen aan de longen en aan de lever en andere organen en bezwijken gewoonlijk in de eerste uren tot dagen van hun leven ten gevolge van bijkomende bacteriële infecties. De abortus vindt vaak explosief plaats zonder “aankondiging”. Meestal komen direct de vruchtvliezen mee. Over het algemeen is de vrucht fris.

In het algemeen leidt een EHV1 abortus niet tot een baarmoeder ontsteking en/of verminderde vruchtbaarheid. Wanneer geen complicaties ontstaan kan de merrie na enkele weken weer worden gedekt of geïnsemineerd.

  • Zenuwstoornissen: Deze treedt op bij dieren van alle leeftijden, maar wordt vooral bij volwassen merries beschreven. Naast sufheid, koorts, dikke benen, waterig snot treedt later een verslapping van de achterhand op. Ook een gevoelloosheid rond de staart en urine incontinentie kunnen een gevolg van de infectie zijn. De prognose van dieren die uiteindelijk weer in de benen komen is vrij goed. De mate van herstel is onvoorspelbaar.

Hoe wordt de diagnose gesteld?

Om vast te stellen of abortus veroorzaakt wordt door EHV, kan verder onderzoek worden verricht. Hierbij is de geaborteerde vrucht het belangrijkste onderzoeksmateriaal. Bij de meeste vruchten wordt geen typisch sectiebeeld gevonden, daarom is laboratoriumonderzoek het belangrijkste onderzoek (Gezondheidsdienst voor Dieren).

Waaruit bestaat de therapie?

  • Ademhalingsstoornissen: koortsremmer, eventueel in combinatie met antibiotica om secundaire bacteriële infecties te vermijden. Verder is 1 à 2 weken rust in een stofvrije en luchtige omgeving aangewezen (weidegang)!
  • Abortus: behandeling is niet noodzakelijk, wel dienen maatregelen getroffen te worden om de verspreiding naar andere drachtige merries te voorkomen.
  • Zenuwstoornissen: hierbij kunnen we enkel symptomatisch behandelen.

Hoe kan rhinopneumonie worden voorkomen?

Vaccinatie

Vaccineren ofwel enten tegen rhinopneumonie, al een discussie sinds de jaren ’40. Ondanks vele verwoede pogingen is men er nog niet in geslaagd een 100% effectief vaccin/entstof te ontwikkelen. Echter regelmatige en frequente vaccinatie tegen de luchtwegvorm van EHV1 en EHV4 zou enige bescherming bieden. Ook zou een systematische intensieve vaccinatie tot een verminderd voorkomen van abortus als gevolg van een EHV1 infectie leiden. Een garantie tegen het optreden van abortus kan niet gegeven worden.

Vaccinatie beschermt tegen de respiratoire symptomen en vermindert de kans op abortus. De bescherming tegen abortus is dus niet volledig. Over het effect van vaccinatie op de preventie van zenuwstoornissen is weinig bekend.

De basisvaccinatie bestaat terug uit twee entingen met 4 tot 6 weken tussentijd en is vanaf een leeftijd van 4 – 6 maand mogelijk (afh. van vaccinatie merrie). Daarna is een 6-maandelijkse hervaccinatie nodig. Drachtige merries worden ter preventie van abortus driemaal (op 5-7-9 maanden) dracht gevaccineerd. Vaccinatie dient ook op bedrijfsniveau (= alle dieren) te gebeuren vanwege het mogelijke besmettingsrisico.

Lees hier meer over vaccineren in de Vaccinatiewijzer paard.

Managementmaatregelen

Nieuwe dieren op het bedrijf worden best een 3-tal weken geïsoleerd van de reeds aanwezige paarden
Het is belangrijk om jonge paarden te scheiden van de drachtige merries. Dit komt omdat jonge dieren zelf veelal weinig last hebben van het virus, maar wel zeer veel virus kunnen verspreiden.
Stress-toestanden (bv. lang transport,…) dienen vermeden te worden aangezien stress kan zorgen voor een reactivatie van het virus (zie verspreiding). Voorkom ook contacten van drachtige merries met nieuwe paarden.

Maatregelen in geval van een uitbraak

  • De geaborteerde vrucht moet onmiddellijk in een lekvrije verpakking verwijderd worden en voor verdere diagnostiek onderzocht worden.
  • Waarschuw uw dierenarts.
  • Isoleer indien mogelijk de-mogelijk-geinfecteerde dieren ruimtelijk van de rest. Laat pas drie weken na het laatste klinische geval toe dat paarden het bedrijf verlaten.
  • Reinig een besmette stal huishoudelijk, verbrand het bodemmateriaal en desinfecteer daarna.
  • Verzorg de geïnfecteerde paarden altijd het laatst.
  • Splits eventueel contactdieren op in kleinere groepen, zodat de schade beperkt blijft bij volgende gevallen.
  • Ga niet slepen met contactdieren, zeker niet in het geval van abortus. Deze dieren zijn waarschijnlijk geïnfecteerd en kunnen het virus weer in hun nieuwe groep introduceren.

Mijn paard heeft een EHV-infectie gehad, is het dier nu beschermd tegen de volgende EHV infectie?

Vier weken nadat een dier in contact is gekomen met EHV zijn er voldoende afweerstoffen tegen EHV gevormd en zijn de dieren dus beschermd. Echter enkele maanden later zijn er te weinig afweerstoffen aanwezig om een volgend EHV contact te pareren. Zodat de dieren weer gevoelig zijn voor een infectie. De ernst van de ziekteverschijnselen zal afnemen naarmate het aantal contacten cq. infecties met het EHV-virus. Maar bij elke infecties zal het dier zelf weer meer EHV-virus verspreiden (via de luchtwegen) zodat andere dieren ook geïnfecteerd kunnen worden.

Er zijn zelfs aanwijzingen dat het virus al die tijd in een dier opgesloten kan zitten en dat door “omstandigheden” het virus weer actief kan worden zodat het dier een soort infectie van zichzelf krijgt. Onder deze “omstandigheden” worden stresssituaties verstaan (transport, operaties, andere ziekte, voerveranderingen, veranderingen in samenstelling van de groep etc.).

Geen reden tot paniek

Het houdt de gemoederen in de paardenwereld flink bezig: rhinopneumonie. De laatste tijd zijn er verschillende uitbraken van dit virus geweest en er vielen daarbij meerdere slachtoffers. Wat houdt het rhinovirus precies in en als paardenliefhebber wil je natuurlijk vooral weten: loopt mijn paard gevaar en moet ik mijn paard laten enten? 

Volgens dierenarts Maarten van Dijck van Dierenartsenpraktijk Horst is er geen reden tot paniek. ,,Rhino sluimert altijd. De ademhalingsvorm, waarbij de paarden hoesten en koorts hebben, komt het meeste voor.” Je kunt volgens Maarten van Dijck maatregelen nemen door de paarden te enten. Dit kan niet tegen de gevreesde neurologische vorm, maar deze variant komt niet vaak voor. Bonpard Resistance en Lysine kunnen de weerstand van uw paard wel ondersteunen.

Vragen over de Rhinopneumonie?

Maarten van Dijck paarden dierenarts

Neem gerust contact met ons op,

Drs. Maarten van Dijck
Dierenartsenpraktijk Horst
Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Influenza griep paard

Dierentips van de dierartsen van Dierapotheker.nl

Het paardeninfluenzavirus veroorzaakt een infectie van de bovenste ademhalingswegen en de longen bij gevoelige dieren van alle leeftijden (voornamelijk jonge en oude paarden).

De virusverspreiding onder paarden gebeurt vooral via direct contact. Om die reden zijn verzamelplaatsen dikwijls een belangrijke infectiebron. Virusuitscheiding gebeurt snel en via neussecreet tot maximaal 5-6 dagen na de infectie.

Wat zijn de symptomen?

Typisch zijn de hoge koorts, suf / verminderde prestaties, weinig eetlust, waterige neusvloei ing en een droge hoest. Indien bacteriën bij de infectie betrokken zijn, wordt de neusvloei dikker (slijm + etter) en horen we een meer ‘rochelende’ hoest.

Bij normaal verloop bedraagt de ziekteduur 2 tot 10 dagen. In het geval van bacteriële complicaties kan het de ziekte langer aanhouden.

Waaruit bestaat de therapie?

Een koortsremmer in combinatie met antibiotica gedurende enkele dagen kan aangewezen zijn. Daarnaast is rust in een luchtige omgeving (weide) een absolute must.

Hoe kan het worden voorkomen?

Vaccinatie beschermt paarden tegenover de ziekte, maar niet tegenover infectie. Dit maakt dat gevaccineerde dieren nog altijd een infectiebron kunnen zijn voor gevoelig paarden. Vaccineer dus steeds alle paarden bij u op stal!

De vaccinatie

De basisvaccinatie bestaat uit twee injecties met 3 tot 12 weken tussentijd. Daarna is een jaarlijkse hervaccinatie voldoende. Alleen bij (internationale) sportpaarden is een 6-maandelijkse hervaccinatie vereist.

Veulens nemen normaal via de biest gedurende 4 tot 6 maanden de nodige antistoffen op. Indien de merrie niet of gedurende de eerste 7 maand van de dracht werd geënt, kan men de basisvaccinatie bij het veulen best starten op 4 maand. Indien de merrie tijdens de laatste 4 maand van de dracht werd geënt, kan men vanaf 6 maand beginnen met de basisvaccinatie.
Voor alle dieren treedt bescherming pas op 2 weken na de basisvaccinatie!

Lees hier meer over vaccineren in de Vaccinatiewijzer paard.

Vragen?

Maarten van Dijck paarden dierenarts

Neem gerust contact met ons op,

Drs. Maarten van Dijck
Dierenartsenpraktijk Horst
Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl


Droes paard

Onderzoek paard

Droes wordt veroorzaakt door een bacterie (Streptococcus Equi subspecies Equi) en komt voornamelijk voor bij jonge paarden (1 maand – 5 jaar). Typisch zien we abcesontwikkeling van de lymfeknopen in de keelstreek.

Droes is een zeer besmettelijke ziekte, maar verspreidt minder snel dan virussen (bv. griep, rhino,…). Overbezetting, mengen van (jonge) dieren met verschillende herkomst en allerhande stress-factoren werken het aanslaan van de ziekte in de hand. De overleving van de kiem in de omgeving is normaal beperkt tenzij bij hoge vochtigheid en afgeschermd van zonlicht. In etter kan de bacterie zelfs tot een jaar overleven!

Besmetting

Veelal gebeurt de besmetting door direct contact met besmette paarden of materialen. Ook ‘druppelinfecties’ via de lucht zijn mogelijk. Een paard dat droes doormaakte kan de kiem nog tot 2 maanden na klinisch herstel uitscheiden!

Bij zeer jonge dieren (< 1 md) is er nog bescherming via de biest, oudere paarden (> 5j) zijn dikwijls al in contact geweest met de kiem en hebben een zekere immuniteit opgebouwd.

Wat zijn de symptomen?

Tussen infectie en het optreden van symptomen kunnen 2 dagen tot 3 weken voorbij gaan. Koorts is een van de eerst opgemerkte zaken. Verder krijgen we een ontsteking van de neus- en keelslijmhuid waardoor neusvloei optreedt. Deze neusvloei evolueert van waterig naar etterig en kan zelfs in het beginstadium voedselresten bevatten waardoor verwarring met slokdarmobstructie mogelijk is. Ook hoesten komt voor.

Ongeveer een week na de infectie krijgen we zwelling/abcedering van de lymfeklieren tussen en eventueel achter de kaaktakken. Door druk op de keel kunnen slikmoeilijkheden ontstaan.
Meestal duurt de aandoening een kleine maand, ernstige gevallen duren dikwijls tot 3 maanden…
Soms kunnen complicaties optreden zoals uitbraak van de kiem in de bloedbaan en verdere inwendige abcedering (‘bastaard droes’). Dit komt gelukkig slechts bij 1 % van de gevallen voor.

Waaruit bestaat de therapie?

Een conservatieve aanpak wordt aangeraden. Dit wil zeggen dat er moet getracht worden onvoldoende rijpe abcessen eerst met behulp van warme omslagen of rijpende zalven verder te laten rijpen. Eenmaal ze voldoende gerijpt zijn (zachte indeuking in de gezwollen klier) kunnen ze openbarsten. Dit gebeurt meestal naar buiten toe, soms ook naar de keel toe. Geopende abcessen worden best enkele dagen gespoeld met een desinfecterende oplossing.

Verder is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de dieren steeds kunnen blijven eten en drinken. Ook rust tot het paard een week geen koorts meer heeft en na openen van de abcessen, is noodzakelijk om complicaties te vermijden.

Hoe kan droes worden voorkomen?

Door de besmettelijkheid van de ziekte is isolatie van zieke paarden en dieren die ermee in contact kwamen noodzakelijk. Verzorg de aangetaste paarden steeds als laatste en zorg voor eigen hygiëne (handschoenen, overall, ontsmettingsbak voor schoenen…). Opvolging van de overige paarden door middel van temperatuuropname is aan te raden.

Vaccinatie

Vaccinatie met een levend verzwakt vaccin is mogelijk door een tweevoudige enting met 14 dagen tussentijd. Hiermee zouden de paarden tot 9 maand lang beschermd zijn.

Lees hier meer over vaccineren in de Vaccinatiewijzer paard.

Vragen?

Maarten van Dijck paarden dierenarts

Neem gerust contact met ons op,

Drs. Maarten van Dijck
Dierenartsenpraktijk Horst
Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl


Luchtweginfecties paard

Na de kreupelheden vormen luchtwegaandoeningen bij paarden het grootste probleem op het gebied van de gezondheid. Ongeveer 12-15% van de aangeboden paarden, aan een dierenarts wegens klachten, heeft problemen met de luchtwegen. Meestal betreft het individuele paarden soms de hele paardenstapel van het bedrijf.

Oorzaken

Verkoudheden ontstaan bijna altijd door virusinfecties en dan denken we aan influenza en rhinopneumonie, deze maken namelijk de weg vrij voor complicaties door bacteriën. Schimmels kunnen ook een vervelende rol hierbij spelen. De hier genoemde ziekteverwekkers zijn vrijwel altijd binnen een groep paarden aanwezig en zorgen daardoor voor een constante infectiedruk.

Als de infectiedruk groter is dan de weerstand van het paard treedt er ziekte op. Dit evenwicht wordt zeer sterk beïnvloed door de manier waarop wij met het paard omgaan tijdens zowel de training als de verzorging.

Wat te doen bij een infectie?

Rust, minimaal een week in een stofvrije omgeving, medicijnen zijn meestal niet nodig. Als bacteriën een complicerende factor zijn, moeten er wel medicamenten gebruikt worden. We kunnen in dat geval denken aan antibiotica en middelen die het slijm dunner maken en bovendien het trilhaarepitheel (=slijmvliesbekleding van de zeer kleine luchtwegen) activeren.

Wat te doen bij echt zieke dieren?

Bij echt zieke dieren, dwz, niet meer eten/drinken, veel wit snot, kortademig, buikslag, koorts (hoeft niet altijd!!) is het raadzaam een dierenarts te raadplegen, aangezien er verschillende ontstekingskiemen op de loer kunnen liggen.

Wat te doen bij niet echt zieke dieren, maar die wel een luchtwegprobleem hebben?

Hierbij is het aan te raden om een uitgebreid onderzoek te laten doen, zodat een therapie en prognose gegeven kan worden. Onderzoek kan bestaan uit onderzoek aan de buitenkant van het paard (kijken, luisteren,..), maar ook binnen in het paard kan gekeken worden, neus, gehemelte strottenhoofd en de luchtpijp. Op deze manier kan ook een monster genomen worden van eventueel aanwezig slijm. Ook is onderzoek van bloed mogelijk. Op deze manier bv de mate van een mogelijk aanwezige dampigheid bepaald worden. Dampigheid is een chronische bronchitis die tot permanente beschadigingen in de longblaasjes heeft geleid.

Hoe kunnen luchtweginfecties worden voorkomen?

Door de paardenstapel consequent goed te enten, volgens een door uw dierenarts opgesteld entschema kunt u veel luchtwegproblemen voorkomen en daarnaast een goed managementprogramma om stress zoveel mogelijk uit te sluiten. Stress geeft zowel bij mens als dier een sterke ondermijning van de weerstand!

1. Verminderen van de infectiedruk

Dit verminderen begint bij een goed stalklimaat. Een stofvrije dwz een schimmelsporen vrije omgeving die bovendien fris is, kan zeer gunstig werken ter voorkoming van luchtwegaandoeningen. Het klimaat in de stal moet ongeveer overeenkomen met het klimaat buiten.

De veulens nemen via de biest de nodige antistoffen op, zodat deze ongeveer 5 maanden beschermd zijn tegen deze infecties. Daarna moet het veulen zelf antistoffen gaan opbouwen tegen infecties waarmee het in contact komt, denk aan de “najaarsverkoudheden”. Deze laatsten worden praktisch altijd veroorzaakt door rhinopneumonie-virus. Het is daarom zeer raadzaam gespeende veulens nooit samen of zelfs in de buurt te laten grazen van mogelijk drachtige merries (ivm verhoogde kans op abortus).

2. Bevorderen immuniteit

Voor het opbouwen van een actieve immuniteit is contact nodig met de ziekmakende oorzaak Hierdoor worden de dieren meestal in meer of mindere mate ziek Er zijn ook een aantal virussen en bacteriën die verzwakt kunnen worden toegediend, waardoor geen ziekte ontstaat, maar wel een weerstand wordt opgebouwd. Tegen influenza kan effectief worden geënt. Het is bv van groot belang er voor te zorgen dat hoogdrachtige merries goed geënt worden tegen infuenza, om zo het veulen de eerste 5-6 maanden te beschermen, via de antistoffen, die het binnen krijgt met de biest gedurende de eerste 48 -96 uur van het leven.

De actieve enting van een veulen is pas zinvol als de antistoffen verkregen via de biest totaal verdwenen zijn. Dus een veulen nooit eerder enten dan ongeveer 6 weken na het spenen.

Al met al een heel verhaal met wat er mis kan gaan in de luchtwegen en dit is nog maar het topje van de ijsberg, wat wel duidelijk is dat bij paarden die ogenschijnlijk gezond zijn, een verminderd uithoudingsvermogen in 80% van de gevallen te wijten is aan luchtwegaandoeningen!

Vragen?

Maarten van Dijck paarden dierenarts

Neem gerust contact met ons op,

Drs. Maarten van Dijck
Dierenartsenpraktijk Horst
Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Bestel veilig en zeker bij de Dierapotheker

Kennelhoest voorkomen

Kennelhoest, iedere hondenbezitter heeft hier wel eens van gehoord. Maar wist u dat deze naam eigenlijk achterhaald is? Besmettelijke hondenhoest is de nieuwe naam voor de infectie die tot nog toe kennelhoest werd genoemd. Deze naam is veranderd omdat kennelhoest suggereert dat deze infectie alleen in kennels opgelopen kan worden en dat is zeker niet het geval. Daarom hebben wij voor u de meest actuele informatie op een rij gezet.

Wat is besmettelijke hondenhoest?

Besmettelijke hondenhoest is een acute ontsteking van de voorste luchtwegen, dit zijn het strottenhoofd, de luchtpijp, de bronchiën en soms de neus. Het is een erg besmettelijke infectie die door meerdere ziekteverwekkers kan worden veroorzaakt. Naast de bacteriën en virussen die deze infectie veroorzaken, spelen ook stress, huisvesting en hygiëne een rol. De belangrijkste bacterie die deze aandoening veroorzaakt is Bordetella bronchiseptica (Bb) en het belangrijkste virus is het Para-influenzavirus (Pi).

Er bestaan twee vormen van besmettelijke hondenhoest, de ongecompliceerde en de gecompliceerde vorm. Indien een hond besmettelijke hondenhoest heeft opgelopen, zal de hond meestal gaan hoesten. Het hoesten kan zeer intensief zijn en soms zelfs ook andere luchtwegproblemen veroorzaken zoals longontsteking en bronchitis. Dit is zeker een risico wanneer de besmettelijke kennelhoest lang aanhoudt en chronisch wordt. Sommige honden krijgen koorts, worden slomer en gaan minder eten. We spreken dan van de gecompliceerde vorm. Als de dieren wel de harde, droge hoest hebben, maar niet algemeen ziek zijn, spreken we van de ongecompliceerde vorm. Soms gaan honden ook braken en kokhalzen van het hoesten.

Waar loopt uw hond besmettelijke hondenhoest op?

De infectie kan door de hond worden opgelopen als deze (snuffel-)contact met een andere hond heeft. Deze hond hoeft niet altijd duidelijke kenmerken van besmettelijke hondenhoest te hebben, soms is een snotneus al genoeg om een andere hond te besmetten. Op plekken waar veel honden samenkomen, zoals uitlaatveldjes, populaire hondenshows, hondenscholen en trimsalons hebben honden een groter risico om deze infectie op te lopen. In de afbeelding kunt u zien waar de hond de grootste risico’s loopt om besmettelijke hondenhoest te krijgen. De hond kan deze infectie dus ook zeker oplopen op andere plekken dan alleen de kennel! Een hond met besmettelijke hondenhoest is enkele weken besmettelijk voor andere honden. Sommige kleine en kortsnuitige honden en honden die minder afweer hebben, zoals oude, jonge of zieke honden hebben een groter risico om besmettelijke hondenhoest op te lopen.

Wat kunt u doen als uw hond mogelijk besmettelijke hondenhoest heeft?

Wacht niet te lang met naar de dierenarts gaan! Als u te lang wacht, kan het hoesten chronisch worden of leiden tot een longontsteking. De diagnose besmettelijke hondenhoest wordt door de dierenarts gesteld op basis van het klinische beeld en het verhaal van de eigenaar. Eventueel kan er nadere diagnostiek gedaan worden naar het type ziekteverwekker dat een rol speelt, maar dit is vrijwel nooit noodzakelijk. De behandeling van besmettelijke hondenhoest is vooral ondersteunend. Zo is het belangrijk dat de hond in plaats van een halsband een borsttuig gaat dragen en voldoende blijft eten en drinken. Ook zijn een goede ventilatie en hygiëne belangrijk. In sommige gevallen worden antibiotica, ontstekingsremmers of hoestonderdrukkende voorgeschreven. Zorg er zelf voor dat uw hond niet in contact komt met andere honden!

Hoe kan besmettelijke hondenhoest worden voorkomen?

Er bestaat een vaccin tegen Bordetella bronchiseptica (Bb) en Para-influenzavirus (Pi).  Deze vaccinatie moet jaarlijks herhaald worden voor een goede bescherming. Er zijn twee typen vaccins: een vaccin dat wordt toegediend als neusdruppel (intranasaal) en een die met een injectie wordt gegeven. Het intranasale vaccin geniet in de meeste gevallen de voorkeur. Dit vaccin geeft namelijk een goede bescherming van de slijmvliezen, dus op de plek waar de infectie binnenkomt. Daarnaast geeft een enkele vaccinatie al na 3 weken voldoende bescherming en houdt deze een jaar aan. De vaccins die met een injectie gegeven worden, geven wel bescherming op het niveau van de longen, maar niet bij de slijmvliezen. Daarnaast is bij de eerste vaccinatie na 3-4 weken een herhaling nodig en is de bescherming maar voor 3 maanden geregistreerd. Toch wordt deze wel gegeven, bijvoorbeeld als een hond de toediening van een intranasaal vaccin niet toelaat.

Geen enkele vaccinatie biedt 100% bescherming. Als een hond gevaccineerd is, kan deze nog steeds besmettelijke hondenhoest krijgen. Het verloop van de ziekte zal dan veel milder zijn en de kans op een longontsteking is vele malen kleiner dan bij niet gevaccineerde honden. Vraag uw dierenarts gerust om advies.

L. Schmitz (co-assistent DAP Horst)

Bronnen:
http://www.honden-msd-animal-health.nl/actie/besmettelijkehondenhoest

 

Vocht in de borstholte kat

Wat is vocht in de borstholte? We maken onderscheid tussen vocht in de longen en vocht vrij in de borstholte (tussen de longen en de borstwand). Deze laatste wordt ook wel liquothorax genoemd, maar vaker wordt van vocht achter de longen gesproken. De longen drijven dan als het ware op het vocht en hebben minder ruimte.

Wat zijn de oorzaken?

Vrij vocht in de borstholte kan komen door ontstekingen, hartfalen, tumoren (bv. maligne lymfoom), een bloeding of lymfelekkage. FIP (Feline Infectieuze Peritonitis) is een regelmatig voorkomende oorzaak van vocht achter de longen.

Wat zijn de symptomen?

De kat is benauwd, waarbij de ademhaling snel en geforceerd kan zijn of de kat zelfs met open mond gaat ademen. Een kat zal niet gaan hoesten en het vocht is met een stethoscoop niet te horen. Afhankelijk van de oorzaak kan een kat daarnaast rustiger zijn, minder eten en koorts hebben. Maar dit hoeft niet!

Hoe stellen we de diagnose?

Allereerst zullen we een algemeen onderzoek uitvoeren en met een stethoscoop naar hart en longen luisteren.  Met een röntgenfoto kunnen we zien of vocht in de longen of vrij in de borstholte aanwezig is.  We zullen dan wat vocht wegzuigen, waarmee we de oorzaak van het vocht vaak vast kunnen stellen. Bij hartproblemen wordt een echo gemaakt.

Waaruit bestaat de therapie?

Dit hangt sterk af van de oorzaak. Door het wegzuigen van vocht zal de kat direct minder benauwd worden. Vaak moet dit wel meerdere keren gebeuren. Daarnaast is het belangrijk om de kat rust te geven. Ook kunnen we op de kliniek extra zuurstof toedienen in een couveuse.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Niesziekte kat

Wat is niesziekte?

Niesziekte bij de kat is een vaak voorkomende infectie van de luchtwegen. Meestal is de oorzaak een virus, het Feline Herpesvirus of Calicivirus. Soms spelen ook bacteriën een rol. Met name het herpesvirus kan in het lichaam aanwezig blijven en in tijden van stress weer opnieuw de kop op steken.

Wat zijn de symptomen?

De naam zegt het al, de kat kan gaan niezen. Ook neusuitvloeiing (snotteren), oogontstekingen en zweren in de bek kunnen voorkomen. De kat zal dan vaak minder willen eten/drinken of speekselen. Meestal blijft een ontsteking beperkt tot de voorste luchtwegen, maar soms kan ook een levensgevaarlijke longontsteking ontstaan.

Hoe vindt besmetting plaats?

Katten worden vooral besmet via direct contact met andere katten. Maar ook via mensen en voorwerpen (bv. eet/drinkbakken) kan besmetting plaatsvinden. Het risico is het grootst als er veel katten samen in een ruimte zijn, bijvoorbeeld in een asiel, kattenpension of cattery. Vooral kittens zijn gevoelig voor infectie. Ook komt het vaker voor bij kittens van dieren die niet goed gevaccineerd zijn.

Hoe stellen we de diagnose?

De diagnose wordt gesteld op basis van uw verhaal en het ziektebeeld. Voor de behandeling maakt het niet veel uit welke verwekker de oorzaak is. Hier wordt dus meestal  niet op getest.

Waaruit bestaat de behandeling?

Tegen virussen is niet veel te doen. Toch zal vaak een antibioticum gegeven worden, zodat bacteriën geen kans krijgen. Ook zal vaak een ontstekingsremmer worden gegeven en wordt bij oogontstekingen een zalf voorgeschreven. Verder bestaat de behandeling uit ondersteunende maatregelen, zoals extra voeding en vocht.

Hoe kunt u niesziekte voorkomen?

Tegen niesziekte bestaan vaccinaties. Vaccinatie beschermt nooit volledig tegen ziekte, maar zorgt er wel voor dat een kat bij besmetting slechts milde symptomen zal krijgen. Kittens moeten op de leeftijd van 9 en 12 weken gevaccineerd worden. Daarna is ieder jaar een herhalingsvaccinatie nodig.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Hoesten bij de kat

Waardoor gaat een kat hoesten? Een hoestprikkel wordt opgewekt door irritatie van de luchtwegen: het strottenhoofd, de luchtpijp en de bronchiën. In tegenstelling tot bij de hond, zijn hartproblemen bij de kat zelden de oorzaak van het hoesten. Voorbeelden van oorzaken die hoesten veroorzaken, zijn: astma (bronchitis), longontsteking, longworm en tumoren. Ook zien we regelmatig dat er een vreemd voorwerp, zoals een grasspriet, irritatie en hoesten veroorzaakt.

Wat zijn de symptomen?

Naast hoesten worden soms ook andere symptomen gezien. Dit hangt af van de oorzaak. Voorbeelden van symptomen zijn: niezen, neusuitvloeiing, keelschrapen en kokhalzen, sloomheid, koorts, een verminderde eetlust en een versnelde ademhaling.

Hoe stellen we de diagnose?

Met lichamelijk onderzoek en het beluisteren van hart en longen kan een idee van de oorzaak worden gekregen. Vaak zijn aanvullende onderzoeken als röntgenfoto’s, ontlastingsonderzoek en keelinspectie nodig om de oorzaak vast te stellen.

Waaruit bestaat de therapie?

Dit hangt sterk af van de oorzaak. Wanneer de problemen chronisch worden, is een therapie niet altijd meer goed mogelijk. Ga dus tijdig naar een dierenarts.

Middelen ter verlichting van de luchtwegen

Er zijn middelen die de luchtwegen van uw kat kunnen ondersteunen. Deze zijn te bestellen op Dierapotheker.nl: bestel de luchtweg ondersteunende producten voor uw kat 

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Hartruis en HCM bij de kat

Wat is een hartruis?

Bij dieren met een hartruis kunnen we met de stethoscoop trillingen horen in het hart. Deze trillingen kunnen ontstaan door wervelingen in de bloedstroom. Dit kan bijvoorbeeld bij een hoge stroomsnelheid van het bloed, afwijkingen aan kleppen of hartwand, vernauwingen van vaten, aangeboren afwijkingen of te waterig bloed (lage viscositeit) zoals bij bloedarmoede. Een hartruis zelf is geen ziekte, maar is meestal wel een aanwijzing dat er wat mis is. Aanwezigheid van een hartruis betekent niet altijd dat sprake is van een hartziekte, omdat een hartruis ook aanwezig kan zijn bij bloedarmoede of koorts. Ook bij kittens tot ongeveer 3 maanden leeftijd kan soms een hele zachte hartruis worden gehoord die vanzelf overgaat. Bij sommige kattenrassen (bv. Maine Coon, Noorse boskat, Britse korthaar en Ragdoll) komt hypertrofische cardiomyopathie (HCM) regelmatig voor. Hierbij is de hartspier sterk verdikt, waardoor het bloed minder goed kan stromen. In het beginstadium is lang niet altijd een ruis aanwezig. Er bestaat een test waarmee bepaald kan worden of een kat een grote kans heeft op het ontwikkelen van een hartziekte of reeds sprake is van een hartziekte. De oorzaak zal dan nog met een echo moeten worden vastgesteld.

Wat zijn de symptomen?

Bij sommige katten merken we nog niets. Andere katten hebben een verminderd uithoudingsvermogen of worden benauwd door vochtophoping. Kittens kunnen minder goed groeien en blijven achter ten opzichte van de andere kittens. Als sprake is van hartfalen, kan de kat ook plotseling overlijden. Dit kan zelfs zonder dat u eerder iets heeft gemerkt. Ook kan bij katten een verlamming van de achterhand ontstaan door een thrombo-embolie.

Hoe stellen we de diagnose?

Door naar het hart te luisteren met de stethoscoop, kan soms een aanwijzing worden verkregen over de oorzaak van de hartruis. Daarnaast zijn het ras en de leeftijd waarop de hartruis voor het eerst wordt gehoord van belang. Bij kittens kan sprake zijn van een aangeboren hartafwijking, terwijl bij volwassen katten vaker een verkregen hartaandoening aanwezig is. Een hartruis kan worden waargenomen bij zieke dieren, maar ook een toevalsbevinding zijn wanneer het dier onderzocht wordt voor bijvoorbeeld de jaarlijkse vaccinatie. Uw dier lijkt dan nergens last van te hebben. Toch is het vaak belangrijk om verder onderzoek te doen naar het hart met behulp van echografie. Zo kan een hartziekte vroegtijdig worden opgespoord en de ernst worden ingeschat. Op tijd starten met de juiste behandeling kan het optreden van hartfalen dan vertragen of voorkomen. Bij bepaalde raskatten is een bloedscreening voorafgaand aan een narcose vaak verstandig. Zo kan een hartafwijking vroegtijdig worden opgespoord, ook als er nog geen hartruis aanwezig is.

Waaruit bestaat de therapie?

Afhankelijk van de oorzaak van de hartruis en de leeftijd van de kat kan ingegrepen worden met medicatie of chirurgie. Per patiënt wordt bekeken wat de beste optie is.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl

Gezondheidsproblemen bij de kortsnuitige kat

Wat is een Brachycefale kat?

Er zijn meerdere kattenrassen die in de loop der jaren met een steeds platter gezicht gefokt zijn. Dit noemen we de ‘kortsnuitige’ katten, of ‘brachycephalen’. Een goed voorbeeld hiervan zijn de Persische kat, Britse Korthaar en de Exotic Shorthair. Het platte gezicht wordt door veel mensen als schattig en mooi gezien en ook op shows is hier op geselecteerd. Helaas heeft dit vervelende gevolgen voor hun welzijn.

Wat zijn de symptomen?

Kat met een korte snuit en een platte neus Vaak zien we ‘traanstrepen’ (natte en rood verkleurde vacht bij de ooghoeken) en andere oogproblemen. Ook staan de tanden en kiezen vaak niet mooi op elkaar, waardoor ze moeilijker kunnen eten en gevoeliger zijn voor gebitsproblemen. Veel katten hebben problemen met de ademhaling. Dit komt onder andere door de nauwe neusgaten en een lang verhemelte. Je kunt de ademhaling vaak horen, wat klinkt als snurken of snuiven. Dit is een teken dat er sprake is van enige benauwdheid. Sommige katten hebben weinig last, terwijl andere katten er echt onder lijden.

Hoe stellen we de diagnose?

Met een goed lichamelijk onderzoek kunnen we vaak al veel problemen zien. Samen met u kunnen we dan beslissen wat het beste is voor uw kat.

Waaruit bestaat de behandeling?

Uiteraard geldt hier: voorkomen is beter dan genezen. De neusgaten en het lange verhemelte zouden met een operatie verholpen kunnen worden. Verder is het belangrijk om opwinding te voorkomen, vooral met warm weer. Een gezond gewicht is bij kortsnuitige katten extra belangrijk, om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk ademruimte is.

Vragen?

Neem gerust contact met ons op: info@dierapotheker.nl Robin-Holle-Dierenarts-Dierapotheker.nl Drs. Robin Holle Dierenartsenpraktijk Horst Thuisbezorgservice: www.dierapotheker.nl